132
Academie van Beeldende Kunsten.
2°.
alleen van de orkestsamenspel- of solfeggioklasse
gebruik willen maken, 60 gulden per jaar.
Aan het verslag van den staat der Academie van
beeldende Kunsten over 1883—1884, hierachter opge
nomen onder bijlage 27, ontleenen wij het volgende:
Gaven de vorderingen en het gedrag der leerlingen,
als de toewijding en medewerking der leeraren vol
doende stof tot tevredenheidbij elke voorgenomen
wijziging in het onderwijs, bij elke poging tot uit
breiding van het programma, stuitte men op gebrek
aan ruimte.
Bij den aanvang van den afgeloopen wintercursus
toch waren niet alleen alle lokalen, maar zelfs de
bovengangen geheel bezet, en bij de opening van den
nu ingetreden wintercursus heeft men voorloopig eenige
leerlingen voor de boetseerklasse moeten terugzenden,
omdat er voor het vijftigtal dat zich aanmeldde, geen
plaats was.
Ook het afstaan, gedurende den zomercursus, van
de drie ruimste zalen, ten dienste van de driejaar-
lijksche tentoonstelling van kunstwerken, gaftotgroote
moeilijkheden aanleiding.
Een zestal leden ontviel der academie door den
dood en een viertal door vertrek of om andere redenen
slechts vier nieuwe leden traden daarvoor in de plaats.
Onder de overleden leden herdenkt de Raad met
diepen weemoed Z. K. H. Alexander der Neder
landen, Prins van Oranje, die drie jaar aan het hoofd
der ledenlijst prijkte en meermalen van Hoogstdeszelfs
belangstelling in deze inrichting blijk gaf.
Het leeraarspersoneel eischte op nieuw vermeerde-