135
tatie van de Fransche Opéra en andere Schouwburgen»,
doch onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat zij, be
houdens onze nadere goedkeuring, niemand anders als
Directeur der Fransche Opéra alhier mocht laten op
treden dan de heer van Hamme, wiens verdiensten
wij hadden leeren kennen.
Bij de moeilijkheid om nieuwe geschikte opera’s te
vindenbepaalde de Directie zich er toe eenige in vele
jaren niet vertoonde stukken op nieuw te monteeren,
als: Charles VI», Grand-opéra, muziek van Halevy,
JerusalemGrand-opéra, muziek van Verdi en «La
belle Helène», Opéra-bouffemuziek van J. Offenbach.
Alleen werd als geheel nieuw opgevoerd een Opéra-
comiquegecomponeerd door F. Suppé en Boccace
getiteld. Alle deze stukken beleefden menige voor
stelling.
Ten einde aan de «abonnés en habitués» de noodige
afwisseling aan te bieden, stelde de heer van Hamme
hen in de gelegenheid andermaal het niet genoeg te
waardeeren talent van Mme Albani te bewonderen,
die even als in 1881 in de opéra’s «La Traviala»,
Lucie de Lammermoor» en Faustoptrad, waarin
zij èn door zang èn door voordrachtde in zeer grooten
getale opgekomen toeschouwers bij vernieuwing in
verrukking bracht.
Verder verschafte de Directeur aan het Haagsche
publiek de gelegenheid kennis te maken met de te
Parijs gevierde actrice van het «Théatre de la Renais
sance», Mlle Jeanne Granier, die in de comédie Les
Premières armes de Richelieu» werkelijk bleek een ver
dienstelijke tooneelspeelster en een uitstekende diseuse
te zijn.
Ook werd de kennis hernieuwd met Madme Sara
Bernhardt, die haar sporen in de Residentie reeds
j