160 Verschillende voorstellen betreffende den aanleg en de exploitatie van tramwegen werden ook weder dit jaar aan ’sRaads beoordeeling onderworpen. Die voorstellen met de daarop genomen beslissingen brengen wij hier in korte trekken in herinnering. 1°. Omtrent de Haagsche Tramwaymaatschappij: a. de in ’s Raads zitting van 18 December 1883 aangenomen en aanhangig gebleven motie van den heer P. C. Evers voorkomende op pag. 163 van ons verslag over 1883. Aan die motie uitvoering gevende, werd door ons een nauwgezet onderzoek ingesteld, waarbij eene ver lenging der concessie aan deze Maatschappij ons niet geraden voorkwam, zoodat wij ons moesten bepalen tot de overweging welke wijzigingen in de thans be staande concessie, in verband met die in 1883 door de Maatschappij voorgesteld, mogelijk waren. Door de Maatschappij was voorgesteld: 1°. Ontheffing van de verplichting tot vergoeding der kosten van bestrating en onderhoud der baan tusschen de spoorstaven en 0.50 meter daarbuiten; 2°. Ontheffing van de verplichting tot voldoening van tolgeld; 3°. Intrekking van art. 14, 3de alinea der concessie dd. 27 Mei 1881 afgeven van genommerde plaats- kaarten 4°. Intrekking van art. 6, 2de alinea der concessie dd. 27 Mei 1881 voorhanden hebben van klachten- boeken in wachtlokalen 5°. Intrekking van art. 9 der concessie dd. 27 Mei 1881 vergoeding der kosten van aanleg der trot toirs

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1884 | | pagina 165