Omtrent de vlijt en vorderingen der leerlingen zij verwezen naar den uitslag van de gehouden examens. Onvermeld mogen echter niet blijven de betere orde en tucht, die tegenwoordig op de school bestaan. In het onderwijzend personeel grepen eenige veranderingen plaats. De leeraar J. van Aalst verzocht zijn ontslag, het welk hem op de meest eervolle wijze verleend werd. Na een diensttijd van meer dan 40 jaren mag hij op eene welverdiende rust aanspraak maken. In zijne plaats werd benoemd Dr. G. J. M. Coolhaas, doch slechts voor den tijd van één jaar. Hem werd tevens opgedragen ook eenig onderwijs te geven in de natuurkunde, ten einde den directeur, die tot dusverre met dit vak belast was, eenigszins in zijne omvangrijke taak te gemoet te komen. Ook de leeraar Dr. ten Brink verliet de school tengevolge van zijne benoeming tot hoogleeraar te Leiden. Hoewel ver heugd over deze bevordering zagen wij hem slechts noode ver trekken, overtuigd dat het niet gemakkelijk zou zijn hem op waardige wijze te vervangen. Reeds dadelijk werd door U be sloten om de vakken, waarin hij onderwijs gegeven had, te splitsen en aan te stellen een leeraar voor de Staatsinrichting en Staathuishoudkunde en een leeraar voor de Nederlandsche taal en de geschiedenis. Voor eerstgenoemde vakken werd de heer G. 0. R. Hoetinck benoemd op eene jaarwedde van ƒ100 per wekelijksch lesuur. Voor de andere vakken is het tot dus verre niet mogen gelukken een geschikten leeraar te vinden, die de vereischte bevoegdheid voor beide vakken bezit. Tijde lijk wordt nu het onderwijs in de Nederlandsche taal in de 4e en 5e klasse gegeven door den heer Stellwagen, leeraar aan het Gymnasium, dat in de vaderlandsche geschiedenis door de leeraren Salverda de Grave, de Bock, Brandes en Wan- sink een en ander ingevolge opdracht van Burgemeester en Wethouders. Voorts zij nog vermeld dat de jaarwedde van den leeraar Schmidt verhoogd werd met ƒ200 en alzoo gebracht op ƒ2400. Op verzoek van het Dagelijksch Bestuur werd in onze ver-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1884 | | pagina 381