Bijlage 28.
’s-Gbavenhage 27 Februari 1885.
Ter voldoening aan het voorschrift vervat in art. 26 der
verordening van 13 October 1880, no. 506heeft het Burgerlijk
Armbestuur de eer het navolgende verslag over het dienstjaar
1884 aan te bieden.
Het Armbestuur ziet zich tot zijn leedwezen verplicht, dit
zijn verslag aan te vangen met de vermelding van het over
lijden van het hoog geschat medelidden Heer F. N. de Charro,
die het op 24 Januari ontviel. Hem komt een woord van hulde
toebij de herinnering aan den ijverde kunde en de ervaring,
die den Heer de Charro onderscheidden, en die voor het
Burgerlijk Armbestuur, waarvan hij sedert zijne organisatie op
den tegenwoordigen voet, dus gedurende 22 jaren lid was, bij
I de behandeling van zaken van groote waarde zijn geweest.
In de vacature werd den 22en April d. a. v. voorzien door de
benoeming van den Heer A. Hoogenraad tot lid dezer Com
missie, terwijl de Raad in zijne bijeenkomst van 2 September
1884 al de leden met eene herbenoeming heeft vereerd; terwijl
de Heer Wethouder Mr. J. P. Vaij.lant, op uitnoodiging van
den Heer Burgemeester zich op nieuw heeft bereid verklaard
om het Voorzitterschap dezer Commissie waar te nemen.
De toestand van het Armwezen in deze Gemeente mag ook
nu gunstig worden genoemd. Wel gaven de tijdsomstandigheden,
waardoor het najaar en het winterseizoen van 1883/84 zich
kenmerkten eenige meerdere zorgten gevolge van het vroeger,
en in meerdere mate dan vorige jaren voorkomende gebrek aan
werk, maar had dit toch geene te ongunstige gevolgen voor
het Burgerlijk Armbestuur, noch ook met opzicht tot het Arm
wezen der Gemeente in het algemeen. Eene Commissie uit de
ingezetenen, aan wier hoofd de Heer Burgemeester zich wel
heeft willen plaatsen, belastte zich toch door het houden eener