59.
IV. Scheepvaart.
Binnenlandsch.
a.
I
Aan het einde van 1884 waren er in deze Gemeente 93
vaartuigen van 10 en meer tonnen inhoud, zijnde 1 meer dan
in 1883, met een gezamenlijken inhoud van 1603 scheepston.
De beurtschepen en pak- en marktschuiten van en op ’s-Graven-
hage varende meten gezamenlijk 2343 ton en de stoombooten,
varende tusschen deze en andere gemeenten en vice-versahebben
bommen, tot schade van Scheveningende meerdere voordeelen
welke met kielvaartuigen te behalen zijn, doen zien dat een
haven voor Scheveningen een levenskwestie is.
Thelegrafie en postverkeer namen beduidend toe.
De handelsbetrekking tusschen Scheveningen en Vlaardingen
en Maassluis gaf groote bedrijvigheid aan de binnenlandsche
scheepvaart. Langs dezen weg werd voor de visscherij van
Vlaardingen, Rotterdam en Maassluis ingevoerd 4,897,775kilo’s
zout. Verbruikt werden op zee 6,341,393 kilo’s zout en aan land
333,124 kilo terwijl uit zee werden teruggebracht 361,375 kilo’s zout.
Vergaan van schepen kwam niet voor. Eén man verongelukte.
Zooals altijd was er ook dit jaar weer veel verlies aan visch-
want, zoo door ouderlingen moedwil en naijver als door vreemde
visschers en andere oorzaken. De noodzakelijkheid van eene
internationale wetgeving op dit gebied bleek opnieuw.
Over het zeevaartkundige onderwijs valt niets nieuws te
vermelden.
De heilzame werking der wet op de desertie der visschers,
toegepast door den bekwamen waterschout, doet zich meer en
meer gevoelen.
In tegenstelling met het verschijnsel van gebrek aan werk
op bijna alle gebied deed zich te Scheveningen het geval voor,
dat het aantal visschers niet geëvenredigd was aan dat der
schepen, zoodat andere zeedorpen dikwijls in dit gebrek aan
werkkrachten moesten voorzien, wat soms aanleiding gaf tot
eigendunkelijke handelingen van de zijde der visschers.