77 De verordening, regelende het politietoezicht op de prostitutie, werd dit jaar herzien en den JGden Juli door den Raad vastgesteld. Hoewel bekend met de bedenkingenwelke steeds tegen eene dergelijke verordening worden aangevoerd, was de Commissie voor de Strafverordeningen echter van oordeel, dat hier alleen te rade moest worden gegaan met de belangen van deze Gemeente, alwaar volgens het gevoelen van geachte geneeskundigen het behoud van zulk een toezicht gebiedend noodzakelijk is. Bij de herziening is echter ook gelet op de grieven van verschillende zijden ingebracht tegen de wijze waarop het sanitair toezicht was geregeld, en eene vergelijking tusschen de oude en nieuwe verordening brengt aan het licht dat ook aan die grieven, zooveel mogelijk, is te gemoet gekomen. De geneesheer-visiteur maakt in zijn verslag de op merking, dat met de nieuwe verordening de toestand van het prostitutiewezen volstrekt niet is verbeterd daar die verordening minder macht geeft dan de oude. De vrouwendie zich bij de in werking treding dezer verordening hebben doen inschrijventrachten zich op allerlei wijze aan die inschrijving te onttrekken, waarvan het gevolg is, dat het getal ingeschreven vrouwen dagelijks afneemt en de clandestine prostitutie daarentegen toeneemt. Met een enkel woord kunnen wij hier nog vermel den, dat den Uden Februari in deze Gemeente is geopend een doorgangshuis met het doel om ten allen tijde een toevluchtsoord te geven aan meisjesdie het zedeloos leven wenschen te verlaten. Sedert de opening werden 27 meisjes opgenomen en volgens het door het bestuur, bestaande uit een zevental dames, waarvan Mevrouw de douairière Collot d’Escury, geb. van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1884 | | pagina 83