10'.) Zoowel voor onderwijzers als voor kweekelingen vervielen de toelagen van 50 voor hen, die, te ’s-Gravenhage wonende, werkzaam zijn te Sche- veningen, of omgekeerd. Van adspirantkweeke- lingen (zie Gemeenteveslag 1884 bldz. 100), en van kweekelingen voor handteekenen en gym nastiek wordt in de verordening geen melding meer gemaakt. Bepaling van het aantal kweekelingen door ons College werd beperkt tot de kweekelingen, die toelagen genieten en in de verordening zelf werd een maximum aangewezen. Het gemiddelde maximum der toelagen voor de kweekelingen der eerste klasse van f 140 en voor die van de tweede klasse van ƒ60, werd verminderd tot een bepaald maximum voor eiken kweekeling van de eerste klasse van 100, en voor eiken van de tweede klasse van ƒ50. Bij Raadsbesluit van 21 December 1885 werd de bepaling van art. 7 van bovengenoemde verordening, dat de onderwijzeressen in hand werken voor meisjes de akte of aanteekening voor dat vak moeten hebben, niet van toe passing verklaard op de onderwijzeressen, werk zaam als helpsters bij het onderwijs in hand werken voor meisjes. Tengevolge der verordening van 9 Juli 1885 (verz. n°. 13), die echter eerst met 1 Januari 1886 in werking trad, zijn de bezoldigingen van het onderwijzend personeel nu geregeld als in de volgende tabel is aangewezen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1885 | | pagina 116