124 aan den Arron- overweging, doch van 18 Julidat van De Commissie van bijstand in het beheer van het Gemeenteonderwijs, hierover gehoord, was eveneens van gevoelen, dat het volon- tairschap, zooals het op de openbare lagere scholen bestond, niet met de voorschriften der wet was overeen te brengen. De toelating van volontairs, die, niet in eene school gevormd, daar komen om zich te oefenen in de praktijk, moet ook naar hare meening beschouwd wor den als nadeelig voor het onderwijs; maar zij achtte het billijk en van belang dat aan den Wethouder van onderwijs de vrijheid wierd ge laten den Hoofden der scholen toe te staan, oud-kweckelingen hunner school, die de akte verkregen hebben, b. v. voor den tijd van drie maanden, in de school toe te laten. Men achtte genoegzamen waarborg aanwezig, dat zulke personen, met en op de school bekend en werk zaam onder rechtstreeksch toezicht der onder wijzers, eer voordeel dan schade zouden toe brengen aan het onderwijs. Dit denkbeeld gaven wij dissementsschoolopziener in deze antwoordde bij schrijven hij ook een aldus beperkte toepassing het volontairschap in strijd met de wet achtte, en bezwaar maakte, dat andere personen dan kweekelingen en onderwijzersin strijd met de voorschriften der wet, in de school werden toegelaten. In overeenstemming niet de Commissie van bijstand in het beheer van het Gemeenteonder wijs deelden wij daarop bij schrijven van 7 September mede, dat wij er geenerlei bezwaar in bleven zien, dat kweekelingen, nadat zij in het bezit kwamen van de onderwijzersakte, ge-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1885 | | pagina 131