7
iw
leden. Sedert 1851 lid van den Gemeenteraad,
werd de lieer van der Düijn den 2en Juni 1863
tot Wethouder benoemd en gedurende dien tijd
was hij onvermoeid werkzaam in het belang
der Gemeente; zijne adviezen werden door ons
steeds op Imogen prijs gesteld. In 1863 tevens
tot Ambtenaar van den Burgerlijken Stand
benoemd, voerde hij van 1 877 het beheer over die
registers en die van de Bevolking, welke belang
rijke en veelomvattende taak door hem met de
meeste nauwgezetheid werd waargenomen.
Ook de Commissie van beheer over het
Gemeenteziekenhuis verloor in hem een zeer
gewaardeerden voorzitter.’ die tal van jaren niet
alleen de belangen dier inrichting, maar ook die
der verpleegden behartigde.
Hat het den heer van der Düijn gegeven moge
zijn nog vele jaren terug te zien op hetgeen
door en met hem in het belang der Gemeente
is tot stand gebracht, wat hem. daarvan houden
wij ons overtuigd, door allen, die met hem in
betrekking hebben gestaan, van harte wordt
toegewenscht.
Ter zijner vervanging werd tot Wethouder en
ook tot Ambtenaar van den Burgerlijken Stand
benoemd de heer P. C. Evers, aan wien tevens het
beheer werd opgedragen over de registers van den
Burgerlijken Stand en die van de Bevolking.
Het toezicht op de verschillende takken der
Gemeentehuishouding bleef verdeeld, als volgt
Algemeene Zaken. Nationale Militie en Schut
terij de Burgemeester;
Burgerlijke Stand en Bevolkingregister: de
Wethouder I’. C. Evers;
Financiën en Armwezen de Wethouder Mr.
J. P. Vaillant;