23. Het Openbaar Onderwijs. II. 17 uit en 42 Aan liet hoofd der 82 op 31 December 1885 bestaande openbare en bijzondere scholen (waaronder 4 openbare en 1 bijzondere herhalingsschool en I bijzondere avondschool voor volwassenen) waren geplaatst 57 hoofdonderwijzers of onderwijzers van den 2den rang, 20 hoofdonderwijzeressen of schoolhouderessen en 1 onderwijzer van den 3den rang, welke laatste aan het hoofd staat der avondschool voor volwassenen. Het verder onderwijzend personeel bestond uit 573 onderwijzers en onderwijzeressen, waarvan sluitend voor het teekenen, 16 voor de gymnastiek voor de handwerkenen 191 kweekelingen, waarvan 26 uitsluitend voor de hand werken. 4.26 pCt.voor de bijzondere scholen daarentegen 1.79 tegen 1.84 pCt. in 1884. Met een enkel woord wenscht de Plaatselijke Commissie hier de reden mede te deelen, waarom de indeeling van haar verslag aangaande het openbaar onderwijs ditmaal belangrijk afwijkt van die, in vorige jaren door haar gevolgd. Door Burgemeester en Wethouders zijn namelijk, op initiatief der Commissie, aan de hoofden der openbare lagere scholen eenige wenken gegeven omtrent den vorm van het door hen, ingevolge art. 7 der Verordening n«. 533, aan het College van Dagelijkse!) bestuur uit te brengen jaarverslag omtrent hunne scholen. Die maatregel had ten doel in deze verslagen, waarvan afschrift wordt gezonden aan de Plaatselijke Commissie, meerdere eenheid en volledigheid te brengen, waardoor hunne waarde stijgen en het in den regel onnoodig zou worden, afgescheiden van die verslagen, bijzondere inlichtingen in te winnen. Het is der Commissie aangenaam te kunnen constateeren,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1885 | | pagina 316