67 veningen kan alleen worden medegedeeld, dat, naar aanleiding eener interpellatie van den heer de Vries in de Raadsvergadering van 25 Juni 1885, de stand van zaken door den concessie aanvrager, den heer Hora Siccama, schriftelijk aan den Raad werd medegedeeld, De heer Siccama had zich omtrent de uit voerbaarheid zijner plannen in betrekking ge steld met den Minister van Waterstaat. Handel en Nijverheid, en voorts onderhandelingen aan geknoopt met het Bestuur van Delfland. Bij beide autoriteiten maakte het ontwerp, bij het einde van het jaar, nog een punt van over weging uit. c. Toen de Hollandsche Ijzeren Spoorweg Maatschappij, steunende, zoowel op haar eigen domsrecht van een gedeelte van den Vliet, ver kregen krachtens vonnis van onteigening van de Arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage dd 25 Maart 1884-, als ook op de in dat vonnis voorkomende bepalingen omtrent de maatregelen te nemen bij den bouw eener vaste brug, er den 2den April 1885 toe overging om voor dien bouw zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders kistingen te slaan in het openbare water, werd van Gemeentewege tegen de leden van haren Raad van Administratie proces-verbaal opgemaakt ter zake van overtreding van art. 104 der Algemeene Politieverordening. (Verz. n°. 9 van 1884). Bij vonnis van den Kantonrechter van ’s-Gra venhage dd 11 Juni 1885 werden zij dan ook schuldig verklaard aan overtreding van genoemd artikel en werden zij ieder veroordeeld tot een geldboete van f 1, subsidiair een dag gevan genisstraf. Nadat dit vonnis in appèl door de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1885 | | pagina 74