152 weldadig- armen, rechtstreeks door het Gemeentebestuur zonder tusschenkomst van armbesturen onder steund, welke tevens bevat de te dier zake gedane uitgaven en ontvangsten. Voor zooveel de instellingen van heid betreft, bedoeld bij de alinea’s a—d van 2 der wet van 28 Juni 1854 (Staatsblad 100), verwijzen wij mede naar de tabellen art. n° hierachter gevoegd als bijlage 34- n". 2 9 n° 2 en 3. Besturen voor huiszittende armen; n°. 4. Genootschappen, welke aan schamele armen onderstand verleeneu n°. 5. Genootschappen tot het verleeneu van onderstand aan behoeftige kraamvrouwen; n° 6 en 7. Godshuizen (niet zijnde ziekenhuizen of geneeskundige gestichten voor krankzinnigen); n°. 8. Ziekenhuizen n°. 9. Instellingen tot werkverschaffing aan behoeftigen. Onder laatstgenoemde instellingen komt niet voor de werkinrichting voor hulpbehoevende blinden gevestigd in het Westeinde No. 201. Aan het omtrent die instelling uitgebracbt verslag ontleeneu wij, dat het aantal werklieden met één vermeerderd is, zoodat er thans 17 werkzaam zijn. De verdiensten dier werklieden werden eenigszins verbeterd, zoowel door het uitbetalen van dagloon ook gedurende de Christe lijke feestdagen, als door het toekennen van premiën. De ontvangsten waren ongeveer 1 200 minder dan in het vorige jaar, voornamelijk toe te schrijven aan vermindering van ingekomen con tribution en giften ook wel aan den minderen afzet van vervaardigde voorwerpen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1886 | | pagina 159