154
1°. De afdeeling ’s-Gravenliage van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw.
In 1886 werden drie vergaderingen gehouden,
die druk bezocht waren op twee dezer ver
gaderingen hield het bestuurslid Dr. L. Mulder
voordrachten over „hetgeen plicht is van
Regeering Landbouw en Landbouwmaatschap-
pijen in den tegenwoordigeti gedrukten toe
stand van den landbouw” en „over den bij
zonder gebrekkigen toestand in ons land van
het primair landbouwonderwijs te platten lande.”
Algemeen werd weder geklaagd over den
hoogen stand van het boezemwater, waarvan
men veel nadeel ondervond.
De weilanden waren in het begin van Mei
zoodanig met gras bezet, dat het vee op den
gewonen tijd daarheen kon worden gebracht.
De hooibouw leverde gunstige resultaten op.
De opbrengst van vruchten was over het alge
meen niet zeer ruim, die van appelen en peren
zelfs zeer ongunstig, die van aardbezieën, kruis
en aalbessen was daarentegen gunstiger, doch
hooge prijzen werden er niet besteed.
De gemiddelde opbrengst van de aardappelen
was 145 hectoliter per hectare deze vrucht
had weinig van de vorst te lijden, doch de
bekende aardappelziekte kwam veelvuldig voor.
De waarde der landerijen - zoowel in huur
als in koop was gelijk aan die van het
vorig jaar.
De volgende maatschappijen en genootschappen
ter bevordering van land- en tuinbouw zijn
alhier gevestigd