V
16.
5
932
905
666
525
800
755
643
500
642
621
1877
1878
1879
1880
1881
1882
1883
1884
1885
1886
in in.
sprank van liet Schevening-
die dus uitwatert op Delilandsch boezem, waar
zoo goed als constant is. Het peil was in
1) Iā en in December 1886:
van 26 e M. dus moet toege-
de geringe regenval van de vier laatste
te Scheveningen was in de laatste 10 jaren
De waterstanden in de proefputten zijn aangegeven op den
nevensgaanden staat II, waarop tevens is aangeduid het open
kanaal en de gereed of in bewerking zijnde spranken.
Uit staat 1 blijkt, dat, zooals reeds bovenvermeld, tengevolge
van de voortdurende verlenging der spranken, de beschikbare
watertoevoer, niettegenstaande de aanhoudende droogte, is
toegenomen, terwijl staat II eene blijvende daling van het
grondwater aantoont.
Bijzondere vermelding verdient de put No. 26, die slechts
80 Meters verwijderd is uit een
sche Kanaal en
het peil altijd
December 1883: 1 76 M.
1,50 M D 1ā, welke daling
schreven worden aan
jaren.
De regenval
als volgt
De vermindering van den regenval, voornamelijk in de 8
laatste jaren, is zeer opmerkelijk en doet in verband met
opgaven voorkomende in de staten 1 en 11 ten duidelijkste
uitkomen, dat het alleen aan de nieuwe werken is toe te
schrijven dat zich nog geen gebrek aan water heeft voorgedaan.
Bij het verslag was gevoegd een uitvoerige beschrijving
met teekeningen, die, hoewel voorde Gemeente van veel belang,
om derzelver ontvang, minder geschikt voor het verslag werd