28
en ter verpleging werd,
van weldadigheid betaald
van Art. 4 g 11b der verordening van
1885 no 1 werd dientengevolge door Burge-
Wethouders, bij bun besluit van 5 Juni 1886,
van I Augustus d. a. v. als tweede Gemeente-
te Scheveningen benoemd Mejuffrouw E. M.
benevens vier kinderen daarheen in 1884 opgezonden, waar
onder drie halve weezen, wier vader tot gevangenisstraf
werd veroordeeld.
Ter zake van deze ondersteuning
over 1886 aan de Maatschappij
f455.11 tegen f 540.97 in 1885.
Tot de mededeeling overgaande van hetgeen betrekking heeft
op de verstrekking van genees- heel- en verloskundige hulp
brengt het Burgerlijk Armbestuur vooraf in herinnering, dat
de Gemeenteraad op een daartoe strekkend voorstel in zijne
zitting van 1 Juni 1886 de verordening van 6 Januari 1885
(verz. n° 3) heeft gewijzigd en de jaarwedde van den Ge-
meenteverloskundige, die sedert 1861 onveranderd was ge
bleven, op f500,— en die van de Gemeentevroedvrouwen op
f 550. heeft vastgesteld.
Tot dit voorstel was het Burgerlijk Armbestuur geleid,
door de overtuiging, dat de verloskundige hulp, die van wege
de Gemeente wordt verstrekt, ten gevolge van de uitbreiding
der Gemeente belangrijk is toegenomen, en daarmede de
omvang der werkzaamheden van den Gemeenteverloskundige
en van de Gemeentevroedvrouwen, wier meer wetenschap
pelijke opleiding buitendien haar in billijkheid honger eischen
kan doen stellen.
In verband hiermede en met de uitgebreidheid der
onderstands wijk Scheveningen oordeelde het Burgerlijk Armbe
stuur, dat de verloskundige hulp in die wijk niet bij voort
during aan één vroedvrouw en een hulpvrouw mocht
worden overgelaten, en de aanstelling van twee vroedvrouwen
aldaar dringend uoodig was, zoowel uit aanmerking van de
toegenomen bewoonde oppervlakte van die wijk, als van het
aantal barer bewoners.
Met gebruikmaking
6 Januari
meester en
met ingang
vroedvrouw
BnoiSKtiOKST, huisvrouw van J. G. L. v. n. Bchg, tevens tot