106 van 22 November werd, 10 en 11 der evenvermelde nieuw art. 10a gevoegd, waarbij bepaald wordt, dat de belooning voor de door Burgemeester en Wethouders opgedragen tot 8 uitgebreid en het getal der burgerscholen (2e soort) van 2, waarvan één voor jongens en één voor meisjes, tot één voor meisjes terug gebracht. Voor verdere bijzonderheden, wat betreft de opheffing van de burgerschool (2e soort) voor jongens, verwijzen wij naar het verslag der plaatselijke Commissie voor het Lager onderwijs (II 1). Bij Raadsbesluit van 16 Augustus werd, met wijziging van art 1 A der evenvermelde Ver ordening, zooals dat artikel gewijzigd is bij Ver- ordening van 26 Augustus 1884, het getal scholen voor onvermogenden van 16 tot 1 7 uitgebr, id. Bij Raadsbesluit van 20 September werd, met wijziging der herordening van 9 Juli 1885 (verz. no. 13), houdende voorschriften omtrent regeling en bezoldiging van het onder wijzend personeel en van de kweekelingen aan de openbare lagere scholen, bepaald dat alleen zij, die op 1 Maart van het jaar, waarin het jaarlijksch examen ter vaststelling van de rang lijst, waarop bij de bevordering van de derde tot de tweede en van de vierde tot de derde klasse van gewone onderwijzers wordt gelet, gedurende minstens één jaar als regelmatig aangesteld onderwijzer op een openbare of bij zondere school zijn werkzaam geweest en op dien dag althans drie maanden in dienst der Gemeente volbracht hebben, aan het examen kunnen deelnemen. Bij Raadsbesluit tusschen de artt i Verordening een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1887 | | pagina 112