J
159
eener
worde gemaakt, daar zulk
eerste plaats
komen en
betere toekomst zoude worden ontsloten.
De vergunningen, aangevraagd volgens de
wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95), zijn
weder opgenomen onder Hoofdstuk V van het
verslag der Kamer; uit de daarin voorkomende
tabel blijkt, dat van de 68 aanvragen 64 door
ons werden toegestaan, terwijl 1 vergunning
door Gedeputeerde Staten werd verleend, 3
aanvragen werden geweigerd; 1 vergunning is
kort, nadat zij verleend was, weder ingetrokken
en van een door ons verleende vergunning werden
de voorwaarden bij Koninklijk besluit gewijzigd.
Onder letter a. van hetzelfde Hoofdstuk komen
eenige mededeelingt n voor omtrent de fabrieks
nijverheid in deze Gemeente, waaruit blijkt, dat
de toestand der ijzerfabrieken niet gunstiger
was dan in 1886.
der stad. Door het uitvoeren van eenige groote
bouwwerken werd de arbeid door vele werk
lieden langer dan andere jaren voortgezet, een
omstandigheid welke, gevoegd bij de matige
prijzen der eerste levensbehoeften, het nemen
van buitengewone maatregelen tot het verleenen
van onderstand gedurende den winter overbodig
maakte.
Minder gunstig waren de uitkomsten door
de visscherij verkregen. Met het oog op het
groote gewicht, hetwelk aan dien tak van
volksbestaan voor onze Gemeente moet worden
gehecht, herhaalt de Kamer met verhoogden
aandrang den wensch, dat met den aanleg
zeehaven te Scheveningen een begin
een haven in de
aan de visscherij ten goede zoude
voor Scheveningen op deze wijze een
t