16.
van
r>
N
ft
w
1883
1881
1885
1886
1887
1.-23 M.
1.-26
1.19
1.12
1.0-2
put 26.
1)1'.
ft
ft
ft
c.a.
gelegen
M van
Dus totale daling van de
laagstestandsedert 1883 0.21 M.
De gemiddelde stand in het
put 11.
3.34 M. -f- D I’.
3 27
3.29
3.-20
3.16
Het laatste jaar was dus als buitengewoon droog aan te
merken, en voornamelijk deed zich dit gevoelen omdat sedert
1878 zich slechts één nat jaar heeft voorgedaan.
De waterstand in de verschillende proefputten is aange
geven in den nevensgaanden staat.
Ter beoordeeling van de vraag in hoever het trekken van
water uit het duin invloed heeft op den algemeenen stand
het grondwater in de duinstreek kan vergeleken worden
de daling van de laagste waterstanden sedert 1883 in put
26 gelegen op 80 M. uit het Scheveningsche kanaal en dus
1600 M- afstand van het duinkanaal met die van put 11
tusschen de hooge duinen op
het duinkanaal.
een afstand van 345
0 18 M.
open duinkanaal was in de
laatste jaren c.a 25 cón. lager dan in 1883, terwijl de stand
in het Scheveningsche kanaal ongeveer constant bleef. Daar
nu juist in put 26 waarvan het water naar het Scheve
ningsche kanaal wordt getrokken nog grooter daling heeft
plaats gehad dan in put 11 waarin de waterstand natuurlijk
onder invloed staat van het duinkanaal. dan wordt de gevolg
trekking, reeds verleden jaar aangegeven, bevestigd dat de
daling die waargenomen wordt van het grondwater in het
duin op grootere afstanden dan 350 M. uit de duiukanalen
voornamelijk is toe te schrijven aan den weinigen regenval
van de laatste jaren.
b. Bezinkinqsreservoir.
De bezinkingsreservoirs en de filters vereischten geene bij
zondere kosten van onderhoud. De voordeelen van de gewij
zigde inrichting van de prise d’eau worden hoe langer hoe