Bylage 2Ó.
I
’s-Gravenhage, 29 Februari 1888.
Ter voldoening aan art. 23 der Verordening regelende
de Gemeenteapotheek (Verz. 1885 No. 2) hebben Inspeetores
de eer UEdel. Achtbare het navolgende verslag uit te brengen.
De Heer J. F. Moet voelde zich door zijnen hoogen leeftijd
genoopt zijne betrekking neder te leggen en verzocht van den
Gemeenteraad zijn eervol ontslag, hetwelk hem bij Raads
besluit van 22 Maart 1887 op de meest eervolle wijze en
onder dankbetuiging voor de aan de Gemeente bewezen
diensten, werd verleend.
Met leedwezen zagen Inspeetores den heer Moet vertrekken,
die van 1 Januari 1853 en dus gedurende ruim 34 jaren
deze betrekking onafgebroken had bekleed, en daarin steeds
met lust en toewijding de belangen der Gemeenteapotheek
had behartigd. Aan hem had de apotheek de wijze van
inrichting der controle over de apotheek voor een groot
deel te danken, welke wijze van controleering door hem in
vereeniging met wijlen professor C. G. Evers was ontworpen
en tot stand gebracht en welke zoo doeltreffend bleek te zijn,
dat zij, toen door het Ziekenfonds der Maatschappij tot Nut
van ’t Algemeen eene eigen apotheek werd opgericht, door
deze inrichting werd overgenomen en gevolgd.
Nog in den laatsten tijd nam de Heer Moet een werkzaam
deel aan de stichting en inrichting der nieuwe apotheek, en
mocht hij het genoegen smaken haar geheel voltooid te zien.
Moge het hem nog vele jaren gegund zijn van zijne welver
diende rust te genieten.
In zijne plaats werd uit eene voordracht, bestaande uit de
heeren F. R. Vechtmann en G. Jelgersma Lzn eerstgenoemde
bij Raadsbesluit van 3 Mei 1887 tot Inspector der Gemeente
apotheek benoemd en den 10 Mei d. a. v. door den Voorzitter
geïnstalleerd, terwijl hem meer bijzonder de zorg voor het
materieel werd opgedragen. Het College van Inspeetores was
door deze benoeming weder voltallig.
Het nieuwe gebouw voldoet in alle opzichten aan de ver-
eischteneen gebleken gebrek werd door de betimmering