23
1) Raadsbesluit van 16 Augustus 1887 tot wijziging der verordening, hou
dende bepaling van het aantal openbare lagere scholen in deze Gemeente.
Verzameling 557).
meld terrein eene andere bestemming te geven en verzochten
Burgemeester en Wethouders aan de Plaatselijke Commissie
haar oordeel wel te willen mede deelen, omtrent de vraag of die
achtste burgerschool (te soort) niet doelmatig ware op te richten
aan het Alexandersplein. De Commissie kon zich met dat denk
beeld zeer wel vereenigen, en heeft gemeend bij die gelegenheid op
de wenschelijkbeid te moeten wijzen, dat aan die nieuw op te rich
ten school Hoogduitse!) en Engelsch zoude onderwezen worden.
In zijne zitting van 16 Augustus 11. heeft de Raad besloten die
school te dier plaatse op te richten. Schetsontwerpen voor die
school hebben de Plaatselijke Commissie reeds bereikt. In
hoofdzaak kon zij zich met het project vereenigen.
In dezelfde zitting besloot de Raad in 1888 over te gaan tot
het stichten van een 13e school voor onvermogenden op een
terrein aan de Verlengde Rijswijksche straat. 1)
Toen de Plaatselijke Commissie, in den aanvang van het
afgeloopen jaar, over het voornemen om tot den bouw dier
13e school over te gaan, geboord werd, meende zij te moeten
wijzen op de behoefte, die zich sedert geruimen tijd te Sche-
veningen deed gevoelen, aan een 5e openbare school voor on
vermogenden. Aangenaam was het haar te ontwaren, dat bij de
begrooting voor het dienstjaar 1888 daarmede rekening is
gehouden. De Plaatselijke Commissie gaf tevens te kennen, dat
de oprichting dier school in of nabij de Wagenstraat haar
het meest gewenscht voorkwam.
Met het oog op de voltooiing der regeling betreffende de
vermeerdering van scholen, waarop in het vorige verslag ge
wezen werd, heeft de Commissie, in de maand Augustus van het
afgeloopen jaar, aan de hoofden der openbare lagere scholen in
deze gemeente nauwkeurige opgave gevraagd van het aantal kin
deren boven den leeftijd van 6 jaren voor wie toelating op de
scholen werd gevraagd en die niet konden worden geplaatst, en
in hoeverre door plaatsgebrek op die scholen, kinderen die in den
schoolleeftijd vallen, nog van onderwijs verstoken zijn. De ant-