23
(1) Zie verslag over 188G pag. 15.
en meisjes,
was ile Commissie, benoemd om een
naar het onderwijs in het handteekenen
en onverraogenden en om
schriftelijk advies over de
bezig zijn. In de overige scholen deelen jongens
in het onderricht in dit vak.
In December 1886
onderzoek in te stellen
op de openbare scholen voor min
na afloop van dit onderzoek een
de regeling van dit onderwijs aan Burgemeester en Wethouders
in te zenden, met haar verslag gereed. (1)
De Plaatselijke Commissie uitgenoodigd om hierover haar
advies mede te deelen, richtte aan Burgemeester en Wethouders
een schrijven van den volgenden inhoud
•De Plaatselijke Commissie voor het L. 0. nam met veel belang-
•stelling kennis van het Verslag, in December j. 1. door de
Heeren J. Ph. Koelman. 0. Eerelman en II. L. Boersma aan
Uw College uitgebracht over het teekenonderwijs opdeopen-
•bare lagere scholen voor on- en minvermogenden te dezer
•stede.
Met de hoofdbeginselen der regeling, door die heeren aan
bevolen, kan zij zich volkomen vereenigen. Als zoodanig
•beschouwt zij, dat aan alle kinderen, jongens zoowel als
meisjes, eenig onderricht in dit vak zal gegeven worden;
•dat, ofschoon het steeds tot de beginselen zal beperkt blijven,
het toch van jongens in de hoogste klassen iets verder zal
kunnen gaan, dan van meisjes; dat daarmede zooveel
mogelijk de klassen-leeraars zullen worden belastdat
aan dezen de gelegenheid zal worden gegeven om zich tot de
taak zoo noodig voer te bereiden, en hun ijver door eene
kleine verhooging van salaris worde opgewekt; dat de
voorbereiding eener meer algemeene invoering van het teeken-
onderwijs en het voortdurend toezicht daarover aan een der
zake kundigen persoon worde opgedragen.
Het verslag bevat verder belangrijke opmerkingen omtrent
•de methode, bij dit onderwijs te volgen, en de hulpmiddelen,
die daarbij de voorkeur verdienen.
Deze Commissie acht zich niet bevoegd om daarover een
zelfstandig oordeel uit te spreken, maar dit is ook te minder