24
va»
33
39
24 leerlingen,
meet af hadden gevolgd.
zoo hierin verandering kon
1879, in vergelijking met het voorgaande jaar, geen vermin
dering waar te nemen.
Buitendien woonden in de 3de klasse 1 toehoorder en in
de 5de klasse 2 toehoorders enkele lessen bij, tegen 1 toe
hoorder in 1886.
Opmerking verdient zeker het feit, dat, zooals uit voren
staand overzicht blijkt, de bevolking der beide laagste klassen
in verhouding tot de overige klassen zoo gering is en dat
voorts betrekkelijk zoo weinig leerlingen den geheelen cursus
geregeld volgen.
Op 1 December 1887 telde men toch:
in de 2e klasse 14 van de 41
3e 7
4e 18
5e 13
welke het onderwijs niet van
Het ware zeker 'venschelijk
worden gebracht, want de harmonische ontwikkeling der
leerlingen vordert het zooveel mogelijk geregeld volgen
het. geheele leerplan.
Of deze verandering intusschen zoude kunnen worden ver
kregen door het schoolgeld der beide laagste klassen wederom
van f 100 te verlagen tot f 60, en of door eene dergelijke
verlaging bepaaldelijk het aantal leerlingen dier klassen zoude
toenemen de Commissie heeft zich meermalen deze vraag
gesteld, maar is telkens tot het besluit gekomen, dat de
verhooging van het schoolgeld nog te kort in werking was,
om reeds nu met eenige zekerheid te oordeelen over den in
vloed, dien zij in verschillende opzichten uitgeoefend heeft.
Wat de vermindering van het aantal leerlingen in de lagere
klassen aangaat, vergete men niet, dat op de Hoogere Bur
gerschool met driejarigen cursus, waar het lagere schoolgeld
gebleven is, velen geplaatst zijn, van wie met groote waar
schijnlijkheid mag worden aangenomen, dat, indien er slechts
één burgerschool met laag schoolgeld ware, zij de drie eerste
klassen van deze bezoeken zouden. Juist om het tweeslachtig
karaker, dat zoodanige inrichting hebben zoude, en dat aan
de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus vroeger in-