26 van den 28 April 1876 (Staats lid hooger onderwijs kan aan I. Volgens artikel 5 der wet blad No. 102) tot regeling van de Gymnasia ook onderwijs worden gegeven in de Hebreeuwsche taal. De reden, waarom van die bevoegdheid tot dusver aan het Haagsche Gymnasium geen gebruik werd gemaakt, lag hierin, dat zich de behoefte aan dat onderwijs niet liet ge voelen. In den aanvang van 1887 kwam hierin verandering. Toen gaven een aantal ouders van leerlingen der vijfde klasse het verlangen te kennen, dat hunne zonen op het gymnasium onderwijs in de Hebreeuwsche taal mochten ontvangen. Curatoren achtten het in dezen stand van zaken wenschelijk, dat de gelegenheid daartoe, die reeds aan de voornaamste en aan eenige kleinere gymnasia bestond (zooals aan die te Am sterdam, Rotterdam, Utrecht, Groningen, Leiden, Arnhem, Haarlem, Amersfoort, Sneek), ook aan het Haagsche gymnasium werd geopend. Het was daarbij de bedoeling dat onderwijs, voor zoover het verlangd wordt, uitsluitend te geven aan leerlingen der vijfde en zesde klasse. Daartegen kon te minder bezwaar bestaan, omdat, voor zoover er vroeger of later klachten werden geuit over te groote inspanning der leerlingen, die klachten uitsluitend betrekking hadden op de drie eerste studiejaren; althans in de beide hoogste klassen is voor over matigen arbeid geen vrees. Hoewel artikel 12 der Organieke Verordening No. 461 de regeling van het onderwijs onder goedkeuring van Curatoren opdraagt aan den rector, in overleg met de leeraren, kwam het Curatoren verkieslijk voor om een zoo gewichtig punt als het geven van onderwijs in een tot dusver niet onderwezen leervak te omschrijven in de Verordening zelve. Zij stelden daarom op 8 Februari aan het Gemeentebestuur voor om, met behoud van de volgorde der vakken die in artikel 5 der wet is aangegeven, het slot van artikel 2 der Verordening aldus te doen luiden 2. De wet tot regeling van het hooger onderwijs, orga nieke verordeningen, reglementen, instruction enz.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1887 | | pagina 438