26 3. Schoolgebouw De principieele bedenking tegen het gebouw (zie het Ver lag over 1886) blijft bestaan; overigens verkeert het in «voldoenden toestand. »n de Ilebreeuwsche taal »o de gymnastiek. »Het onderwijs in de Hebreenwsche taal is alleen toegan- «kelijk voor leerlingen van het vijfde en zesde studiejaar.” Te gelijk gaven zij in overweging de jaarwedde van den leeraar in de Ilebreeuwsche taal te bepalen op f 400, daarbij uitgaande van de onderstelling, dat van hem vier uren’s weeks, twee uren in elk der beide hoogste klassen, kunnen worden geëischt. Het scheen niet geraden die som lager te bepalen. Eene vaste wedde verdiende de voorkeur boven eene regeling naar den maatstaf per lesuur. In de zitting van den Raad van 8 Maart werden deze voorstellen behandeld en, nadat een voorstel om slechts een tijdelijken leeraar in de Ilebreeuwsche taal aan te stellen, met 17 tegen 16 stemmen verworpen was, werden zij aangenomen. Het Raadsbesluit van genoemden dag tot aanstelling van een leeraar in de Hebreeuwsche taal op eene jaarwedde van f 400 werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuidholland bij besluit van 29 Maart 1887 No. 41. II. Bij Koninklijk besluit van den 21sten Juni 1887 (Staats blad No. 105) werd, met intrekking van het Koninklijk besluit van 29 Juni 1878 (Staatsblad No. 98), vastgesteld een leerplan voor de gymnasia en pro-gymnasiaen bij Koninklijk besluit van diezelfde dagteekening (Staatsblad No. 106) werd, met intrekking van het Koninklijk besluit van 2 April 1884 (Staatsblad No. 44), vastgesteld een programma voor het eindexamen der gymnasia met zesjarigen cursus en het daar mede gelijkgestelde examen, vermeld in artikel 12 der wet van 28 April 1876 (Staatsblad No. 102). Beide besluiten hebben de strekking de eischen voor het gymnasiaal onderwijs eenigermate te beperken. Naar het ge voelen van Curatoren verdient die strekking toejuiching.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1887 | | pagina 439