27
monsters ijzer en staal aanbood, welke bij de materialen
kennis in de bouwkundige Afd. zeer te stade zal komen.
Bij den aanvang van den wintercursus 1886—1887 werden
484 leerlingen ingeschreven. Hiervan waren 389 betalende
leerlingen, onder welke 64 (33 mannelijke en’31 vrouwelijke)
voor den cursus M. 0. ingeschreven waren75 ontvingen het
onderwijs voor rekening van leden, terwijl 20 onvermogenden
gratis werden toegelaten. Door het diaconie-gesticht der her
vormde gemeente werden 20 verpleegden gezonden. De af
zonderlijke cursus voor vrouwelijke leerlingen werd zoo des
winters als zomers door een vijftigtal bezocht. Aan den
zomercursus namen 51 mannelijke leerlingen deel; voor het
M. O was die uit 34 vrouwelijke en 29 mannelijke leerlingen
samengesteld. Bestond de schildercursus des winters uitslui
tend uit tien jonge dames, des zomers werd die door 7 man
nelijke en 9 vrouwelijke leerlingen gevolgd.
In de Afdeeling A, eerste klasse (elementair onderwijs),
oefenden zich 117 eerstbeginnenden naar draad- en meetkun
stige figuren. De tweede en derde klasse (het teekenen van
eenvoudige en meer samengestelde ornamenten, naargraphische
voorbeelden en kleinere fragmenten van lichaamsdeelen) waren
resp. uit 44 en 92 leerlingen samengesteld. Naar het teekenen
van fragmentpleister en het groot antiek beeld oefenden zich
resp. 22 en 21 leerlingen. De klasse van het naakt model was
ditmaal bijzonder bezet en bevatte 18 teekenaars.
De Afdeeling C. (Ornament) bestond resp. uit 40 en 48
leerlingen Aan het boetseeren (Afd. D.) namen 55 leerlingen deel.
In de le klasse der afdeeling E (Bouwkunde) werd onder
wijs verstrekt aan 112 leerlingen. Met het ontwerpen van
trappen en kappen en het maken van construction hielden
zich resp. 25 en 44 jongelieden bezig; in de 4e klasse oefende
zich een twee-en-twintigtal in het ontwerpen van gebouwen.
In de theoretische vakken van afdeeling B namen deelaan
den cursus in anatomie- en proportie-leer 11 leerlingen; aan
dien in de compositie 7; aan dien inde kunstgeschiedenis 11
aan dien in beschrijvende meetkunde 10; aan dien in algebra