’s-Gravenhage, 27 Februari 1888.
Overeenkomstig artikel 26 der Verordening van 13 October
1880 (Verz. n°. 506) heeft het Burgerlijk Armbestuur de eer
den Gemeenteraad het navolgende verslag omtrent zijne ver
richtingen in het afgeloopen dienstjaar 1887 aan te bieden.
Vooraf zij in herinnering gebracht, dat de heer Wethouder
Mr. J. P. Vaillant, bij de periodieke verkiezing van leden van
den Gemeenteraad niet herkozen zijnde, gemeend heeft reeds
in Augustus 1887 de betrekking van Wethouder en Voorzitter
van het Burgerlijk Armbestuur te moeten nederleggen; terwijl
intusschen de Heer Wethouder A. P. Godon op uitnoodiging
van den Heer Burgemeester zich sedert 11 Augustns wel met
het Voorzitterschap dezer Commissie heeft willen belasten.
Het Burgerlijk Armbestuur brengt ter dezer plaatse zijn
dank aan den Heer Mr. J. P. Vaillant voor het werkzaam
aandeel door gemelden Heer sedert 1 September 1861 als lid
en gedurende 23 jaren als Voorzitter genomen in de nauwge
zette behartiging der belangen van de aan deze Commissie
opgedragen taak, waarbij zijne op ervaring steunende voor
lichting en toewijding door haar steeds ten zeerste werden
gewaardeerd.
In die Commissie, welke in de Raadsvergadering van 6
September 1887 de eer genoot eener herbenoeming, heeft
overigens geene verandering plaats gehad.
Evenmin is er met opzicht tot het personeel der ambtenaren
eenige afwisseling te vermelden.
De toestand van het armwezen der Gemeente mag ook nu
weder over het algemeen gunstig genoemd worden. Het aan
tal der bedeelden bedroeg slechts enkele gezinnen meer dan
het vorige jaar; terwijl ook het aantal der in het Bestede-
linghuis en elders verpleegden eenigszins is toegenomen. Een
en ander was bijgevolg niet zonder invloed op het bedrag
Bjjlage 2$