28.
voor
De verpleegkosten dezer 180 personen, waarvan op ultimo
December 1887 nog 123 personen verzorgd werden, bedroegen
over het geheele jaar f 10.109.69.
Met opzicht tot de verpleging in de koloniën der Maat
schappij
1819 en
van
van Weldadigheid, zij vermeld, dat ingevolge de in
1821 gesloten contracten, aldaar nog voor rekening
het Burgerlijk Armbestuur gevestigd waren 5 huisgezin
nen, die echter als vrijboeren geene kosten aan het Armbestuur
veroorzaken.
Daarenboven werden voor zijne rekening in die stichting
verpleegd eene bij hare betrekking inwonende oude vrouw,
benevens zeven kinderen, waarvan in den loop des j aars drie
werden opgezonden. Tevens werd ten behoeve van een aldaar
geplaatst gezin, dat niet zonder onderstand in zijn onderhoud
kon voorzien, als vroeger eene wekelijksche toelage
rekening van het Burgerlijk Armbestuur verstrekt.
Ter zake van deze ondersteuning en verpleging werd over
1887 aan de Maatschappij van Weldadigheid betaald f881.21
tegen f 425.11 in 1886.
Tot de mededeeling overgaande van hetgeen betrekking
heeft op de verstrekking van genees-, heel- en verloskundige
hulp, brengt het Burgerlijk Armbestuur vooraf in herinnering,
dat bij Raadsbesluit van 26 Juli 1887 aan de Heeren Dr.
J. F. Baerken en Dr. D. L. Roosenburg op hun verzoek eer
vol ontslag is verleend als Gemeente-Geneeskundigen, met in
gang van 1 October 1887; terwijl op dat tijdstip als zoodanig
zijn opgetreden de Heeren artsen, Dr. F. A. Ingen llousz en
A. G. II. Muller, die daartoe bij Raadsbesluit van 26 Au
gustus 1887 werden benoemd.
Wijders vestigt het Burgerlijk Armbestuur de aandacht op
den navolgenden staat: