98
Het Nederlandsch toevluchtsoord voor noodlij
dende dieren nam in 1888 394 honden op,
waarvan 153 waren gezonden door de politie
te ’s-Gravenhage en 241 door de politie te
Utrecht en door particulieren. Op 1 Januari
waren er 30 honden aanwezig. Door de eige
naren of de politie werden 30 honden terugge
haald88 honden werden verkocht of wegge
geven, terwijl op 31 December 15 honden, door
particulieren ingebrachtaanwezig warende
overigen werden, na ongevepr 3 weken be
waard te zijn, door chloroform afgemaakt.
Na het uitvaardigen van het bevelschrift,
bedoeld bij artikel 3 der wet van 5 Juni 1875
(Stbl. No. 110) werden de in bewaring genomen
honden als gewoonlijk iu het toevluchtsoord
voor dieren opgesloten en verzorgd.
Het groot aantal opgevangen honden maakte
het echter noodzakelijk de iederen dag in be
waring genomen dieren afzonderlijk op te sluiten
en werd in verband daarmede het Bestuur van
het toevluchtsoord uitgenoodigd, de bewaarplaats
in 3 onderafdeelingen te splitsen.
Aangezien aan die uitnoodiging niet kon
worden voldaan met den spoed, welken de af
zondering van de honden hoog noodig eischte,
en wij geen voldoenden waarborg hadden,
dat aan de voorschriften der wet werd voldaan,
werd door onze zorg een lokaal op het terrein
van de openbare reiniging ingericht tot bewaar
plaats van opgevangen honden, alwaar zij thans
worden bewaakt en, bij het niet terughalen,
afgemaakt.
Als gevolg van dezen noodigen maatregel
werd het bij Raadsbesluit van 28 Juli 1885 toe-