21
hoezeer zij de
i het Raads-
ineen Slachthuis zou zien tot stand komen, en I
geringe voortvarendheid onzer Vroedschap na
besluit van November 1876, waarbij de zaak in beginsel werd
goedgekeurd, betreurt, meent zij dat het voordeel, hierboven
door haar sub 2 aangeduid, ten eenentnale zou worden prijs
gegeven, als het Abattoir op het terrein bij de Hoefkade werd
gesticht. Van daar toch zou de afval, voor zoover deze met
het gebruikte water wordt weggespoeld, evengoed de grachten
verontreinigen, als dit nu uit de talrijke particuliere slacht
huizen geschiedt. De loozing zal van daar niet anders mogelijk
wezen dan door bemiddeling van een der grachten in de
bebouwde kom der gemeente. De voortreffelijke zuivering van
het gebruikte water door middel van desinfecteerende zelf
standigheden, z a. de voorstellers ons deze voorspiegelen,
behoort wel tot hetgeen de wetenschap beoogt, maar nog
geenszins tot wat zij heeft bereikt. Noch in Rotterdam, noch
in Amsterdam is van desinfectie in den waren zin des woords
sprake. En de concessieaanvragers, in gebreke blijvende om
aan te toonen waarheen zij de zeer groote hoeveelheid riool-
voclit, uit hun Abattoir herkomstig, zullen heenvoeren, doen
ten onrechte eeu beroep op hetgeen bij de debatten in den
gemeenteraad in de jaren 187ti, ten gunste van een ligging
aan of nabij de Hoefkade is gezegd. Want sedert dien is de
toestand geheel veranderd Destijds dacht nog niemand aan
het ververschingskanaal, dat sedert gegraven en nu nagenoeg
voltooid is, en dat daarom vooral een zoo grooten invloed
ten deze uitoefent, doordien de loozing der grachten van de
Z. 0. naar de N. W. zijde der Gemeente wordt verplaatst.
Hierdoor wordt tevens ongeveer de plaats aangewezen, waar
een Abattoir zou behooren te verrijzen, om zonder veront
reiniging der grachten den afval spoedig en gemakkelijk
zeewaarts te voeren.
Hierop grondt uwe commissie haar afkeurend advies. Het
hygiënisch bezwaar, door haar omschreven, acht zij overwegend,
al schal zij het hygiënisch voordeel eencr afdoende keuring
niet gering. Omtrent dit laatste moet zij tevens nog relevee-
ren, dat zoodanige keuring ook een behoorlijk toezicht
onderstelt. En met 't oog hierop zou zij meenen dat een