24
October 1888, als hulpleeraren van de heeren G. A. Laagland,
A. Dewaid en J. A. Mondt en van den heer Molenaar als
leeraar, terwijl reeds sedert 1 October bevorens ook de heer
M. J. Schild aan de inrichting als hulpleeraar verbonden is
Hiertegenover staat, dat aan den heer Joh. Stortenbeker als
leeraar en aan den heer Iz. D. Buijs als hulpleeraar eervol
ontslag werd verleend.
De leerlingen der Academie bewegen zich tegenwoordig
minder in de richting der kunst, dan in die der kunstnijver
heid. Op laatstgemeld gebied mocht de Academie bij de in
den Koekamp alhier den vorigen zomer gehouden tentoon
stelling wegens de inzending van een reeks ontwerpen, uit
sluitend op het gebied der kunstnijverheid betrekking hebbende,
de, hoogste onderscheiding, eene zilver-vergulde medaille, ver
werven.
Voor den voorgaanden wintereursus waren 487 leerlingen
ingeschreven, waarvan 07, zoo mannelijke als vrouwelijke,
voor den cursus M. 0.
Omtrent de verdeeling der leerlingen bericht bedoeld verslag
nog het volgende
De schildercursus, hoofdzakelijk uit dilettanten bestaande,
«valt in de laatste jaren meer in den smaak, en werd des
«winters door 2'2 vröuwelijke en 13 mannelijke leerlingen,
des zomers door 17 vrouwelijke en 7 mannelijke leerlingen
bezocht.
In de afdeeling A, eerste klasse, elementair onderwijs,
steekenden 137 eerstbeginnenden naar draad-en meetkunstige
figuren. De tweede en derde klasse (teekenen naar eenvoudige
blokmodellen, graphische voorbeelden en pleisterornamenten)
«bestond uit 66 leerlingen; de vierde, vijfde en zesde klasse
uit 14 leerlingen; in de zevende klasse (het teekenen naar
groot pleister, rompen en geheele beelden) oefenden zich 24
«leerlingen; 18 jonge teekenaren schaarden zich ditmaal om
het levend model.
In de afdeeling B, de verschillende theoretische vakken
bevattende, werd onderwijs gegeven in het rekenen aan 43
leerlingen; in de meetkunde aan 50, in de werktuigkunde
aan 17, in de landmeetkunde aan 13, in de stereometrie