J
24
Toezicht.
Ten gevolge van de herbenoeming van de aftredende leden
der Commissie van toezicht, de heeren Dr. Wijnmalen, Dr.
Carsten, van Rijn van Alkemade, de Vries, van Diesen en
Plantenga, en het in functie blijven der overige leden, onder
ging de samenstelling der Commissie geene verandering.
Evenmin is zulks het geval met de sub commission uit haar
midden, belast met het bezoeken der bijzondere inrichtingen
van middelbaar onderwijs, zoodat ook voor 1889 daartoe
aangewezen blijven de heeren Michaëlis en Voorduin voor de
Academie van Beeldende Kunsten, Feith en van Rijn van Alke
niade voor de Ambachtschool, en Carsten en van Diesen voor
de Industrieschool voor meisjes.
De verschillende scholen werden door de Commissie geregeld
bezocht; die bezoeken gaven tot geene bijzondere opmerkingen
aanleiding.
Op uitnoodiging van Burgemeester en Wethouders diende
de Commissie van bericht en raad, o. a. over de vraag of het
wenschel k was de bezoldiging van de leeraren bij het mid
delbaar onderwijs bij verordening te regelen, zoodat verhooging
dier bezoldigingen geleidelijk naar vasten maatstaf zoude
geschieden.
Na zich in beginsel voor eene dergelijke regeling te hebben
verklaard, had de commissie de eer, ook daartoe aangezocht,
een uitgewerkt en gemotiveerd plan van zoodanige regeling
aan Burgemeester en Wethouders aan te bieden, waarbij werd
vooropgesteld periodieke traktementsverhooging, driemalen
herhaald, telkens na vijf-, tien- en vijftienjarigen diensttijd
(doch zulks niet voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes,
waar eene tweemalen herhaalde verhooging voldoende scheen)
en gelijkheid der verhoogingen voor alle leeraren, behoudens
enkele uitzonderingen. Omtrent het lot van dit voorstel mocht
de Commissie niets naders vernemen.
De vergaderingen der Commissie werden geregeld door den
Wethouder Dr. Mouton en gedurende diens ziekte door den
Wethouder Godon bijgewoond. Eerstgenoemde reikte ook, in
tegenwoordigheid van leden der Commissie, bij het einde