•26 (1) Men zie 2. weging om te bepalen, dat voortaan het College uit minstens vijf en hoogstens zeven leden zon bestaan. Nadat de Raad zich met dit denkbeeld had vereenigd (1) werd door Curatoren besloten den Raad te verzoeken hun een tweetal ambtgenooten toe te voegen. Zij hadden de eer daartoe de volgende aanbevelingen in te zenden I. Jhr. Mr. S. Loian Trip, vice president der Arrondisse- ments-rechtbank Jhr. Mr. I). G. van Teulingen, raadsheer in het ge rechtshof II. Mr. W. J. Snouck Hurgronje, arrondissementsschoolop- ziener Jhr. Mr. C. II. Beelaerts van Blokland, gemeenteont vanger. Den Oden November werden de heeren van Teulingen en Beelaerts van Blokland tot leden van het college benoemd. Zij namen zitting op 29 November daaraanvolgende. Bij loting werd toen bepaald, dat de heer van Teulingen tot de eerste aftredende reeks, de heer Beelaerts van Blokland tot de tweede behooren zal. Alvorens de vergadering werd gehouden waarin de nieuwe ambtgenooten werden geïnstalleerd, hadden deze benoemingen in eene vergadering van 20 November een onderwerp van ernstige gedachtenwisseling uitgemaakt. De benoemden waren beide in de tweede plaats door Cu ratoren aanbevolen. Zij, die door hen bovenaan op de aanbe velingslijsten waren geplaatst, werden derhalve door den Raad voorbijgegaan. Dit was tot dusver, althans sedert 1874, het jaar waarin de beide Curatoren die de oudste dienstjaren tellen, benoemd zijn, nimmer geschied. Ook niet in 1877. Destijds werd een tweetal aangeboden, waarop waren geplaatst Dr. J. Th. Mouton en Dr. M. Salverda. Toen de Raad in zijne verga dering van 19 Juni van dat jaar tot de benoeming zou overgaan, verklaarde Dr. J. Th. Mouton tot zijn leedwezen eene eventueele benoeming niet te kunnen aannemen. Op

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1888 | | pagina 471