'27
in de eerste plaats ten bate van de Academie zoude
strekken, en zulk eene verzameling van modellen, teeke-
ningen als anderzins in of nabij het Academie-gebouw
behoorde te komen, scheen ook dit voorstel den Raad
van Bestuur de beste oplossing toe.
In eene bijeenkomst van den Raad van Bestuur met
genoemde voorloopige Commissie werd met onderling
goedvinden hiertoe besloten. De Raad van Bestuur nam
vervolgens in deze het initiatief, bepaalde dat voornoemde
Commissie van bijstand zou bestaan uit negen leden, van
welke één als lid van het Academie-Bestuur in die Com
missie zitting zoude hebben, en benoemde vervolgens tot
leden dier Commissie: de heeren G. H. Bauer, A. P.
Godon (uit de t R. v. B.), Baron Mr. H. van der Goes
van Dirxland, G. P. Grandia, P. A. Haaxman, F. H.
van Malsen, J. J. van Nieukerken, Jhr. Mr. V. de
Stuers en Mr. W. H. A. Baron van Verschuer. Deze
Commissie, eerst in den aanvang van Augustus tot stand
gekomen, zal nu alle middelen in het werk stellen om
namens en ten behoeve van de Academie de stichting
van het knnstnijverheidsmuseum te doen slagen.
Op dat zelfde kunstnijverheidsgebied, dat, mét de
vorming van leeraren en leeraressen in het teekenen
voor het M. O., meer en meer de voorname werkkring
der Academie wordt, behaalde onze instelling lauweren
op de Tentoonstelling van Kunstnijverheid hier ter stede.
De Academie zond daar eene reeks ontwerpen in, uit
sluitend op het gebied der Kunstnijverheid betrekking
hebbende, en werd daarvoor de hoogste onderscheiding,
eene zilver vergulde medaille, waardig gekeurd.
Nauwkeurigheid van stijl en smaakvolle behandeling
dier ontwerpen, welke allerlei voorwerpen omvatten,
zoowel versierde schotels als waaiers, juweelkastjes als
behangsels en gobelins, trokken de algemeene aandacht
en zullen voorzeker de jury tot die voor de Academie
en den hoofdleeraar dier Aid., den heer E W. F. Ker-
ling, zoo vleiende uitspraak geleid hebben.
Meer en meer openbaart zich de groote behoefte aan
uitbreiding van het Academie-onderwijs. Met welke toe
wijding de leeraren ook hunne taak opvatten, hoe groot
de ijver van het meerendeel der leerlingen ook moge