27
zijn, meer en meer komt men tot de overtuiging, dat
die 18 uren ’s weeks, voor verreweg de meesten zich
uitsluitend tot den winter bepalende, onvoldoende zijn,
om hen tot kundige werklieden te vormen. Wat de leer
ling des winters geleerd heeft, gaat des zomers grooten-
deels voor hem verloren, zoodat hij bij den volgenden
wiutercursus geiuimen tijd behoeft, alvorens het vroeger
geleerde hem weder eigen is. Hoe zou het ook mogelijk
zijn, den aanstaanden werkman, hetzij smid, meubel
maker timmermanbeeldhouwer of decoratieschilder,
gedurende den wintercursus van een vier- of vijftal jaren
zoodanig te ontwikkelen, dat hij niet bekwame werklieden
in zijn vak kan mededingen? Vooral nu ook hier te
lande de kunstnijverheid den beteren weg inslaat, den
goeden smaak betracht en door heilzame mededinging
geprikkeld wordt, steeds naar schooner en hooger te
streven.
Die behoefte van onzen tijd aan degelijk kunstnijver
heidsonderwijs blijkt uit de groote deelneming aan de
Afdeeling Ornament, waar 115 leerlingen zich met het
ontwerpen van tal van voorwerpen tot hun vak be-
hoorende, bezighouden. Doch hoe zullen zij zich met
eenige degelijkheid op de toepassing van het schoone en
smaakvolle in hun vak toeleggen, wanneer die gelegen
heid hun slechts enkele uren per week wordt aange
boden
Reeds in 1876 zette de Raad van Bestuur in eene
uitvoerige Memorie uiteen, dat uitbreiding van het
kunstindustrieel onderwijs eene van de eerste eischen des
tijds was. De verschillende vereenigingen op het gebied
van nijverheid en bevordering van volkswelvaart schonken
aan dat plan hunne volle goedkeuring, doch men slaagde
er niet in, het ten uitvoer te leggen. Sedert zijn er 13
jaren verloopen. De localiteit is naar wensch uitgebreid;
het gemeentesubsidie is gebracht op de som, welke in
1876 verlangd werd, doch de oprichting van een Hinken
dagcursus voor het onderwijs in kunstnijverheid behoort
nog steeds tot de onvervulde wenschen.
Van een dergelijken dagcursus in bouwkunde, orna
ment en boetseeren kon nog steeds geene sprake zijn,
daar de inkomsten der Academie niet veroorloofden, de