27 bezoldiging dezelfde een op bezoldiging van eenige leeraren zoodanig te verhoogen, dat men hen den geheelen dag ter beschikking heeft. Tal van leermiddelen, gelijk men die voor dergelijk kunstindustrieel onderwijs behoeft, kunnen om reden niet worden aan geschaft. Toch is het noodzakelijk dat ’s-Gravenhage, waar nijverheidsvakken w: Rotterdam, Haarlem derwijs op milde wijze verstrekt wordt. eene groote stad als tal van jongelieden zich aan kunst- ijden, niet achtersta bij Amsterdam, en andere plaatsen, waar dat on- De Raad van Bestuur is van de noodwendigheid dier uitbreiding van het kunstnijverheidsonderwijs dan ook zoo overtuigd, dat hij den toenemenden bloei en de toekomst der Academie afhankelijk stelt van de spoedige oprichting van een dagcursus in kunstnijverheid. Als een bewijs, hoe verreweg de meeste leerlingen zich op een ambacht of kunstnijverheidsvak toeleggen, en de aanstaande kunstschilder meer en meer de stich ting zijner voorzaten, de confrérie Pictura van Doudyns en van Ravensteyn, ter zijde laat liggen, volge hier eene verdeeling der leerlingen volgens het vak dat zij gekozen hebben. Er waren in het afgeloopen tijdvak 113 a. g. tim merlieden en bouwkundigen, 47 ververs, 20 beeldhouwers, 13 goudsmeden, 13 meubelmakers, 8 steenhouwers, 7 smeden, 4 koperslagers, 4 steendrukkers, 5 fotografen, 3 behangers, 7 porseleinschilders, 2 tuinlieden, 5 onder wijzers, 4 kantoorbedienden en eindelijk slechts 4 kunst schilders. Werden dus in 1682, volgens het plafondstuk van Willem Doudyns, de grofschilders, boekbinders, stoelen maker en anderen door de Haagsche Stedemaagd den kunsthemel „uitgebonsd” ruim twee eeuwen later vormen zij wederom de meerderheid in de sedert her vormde stichting van het St. Lucasgild. Bij den aanvang van den wintercursus 1887—1888 werden er 487 leerlingen ingeschreven. Hiervan waren 377 betalende leerlingen, onder welke 67 (mannelijke en vrouwelijke) voor den cursus M. O. ingeschreven waren 85 ontvingen het onderwijs voor rekening van leden terwijl 25 onvermogenden gratis werden toegelaten. Het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1888 | | pagina 493