41 naar de verschillende groepen. Aan eiken inzender werd daarna een lijst gezonden van het aldus voor zijn groep gekozen zestal candidaten, waaruit hij eene keuze kon doen van drie mannen, die hem het best toeschenen. Na mededeeling van het Uitvoerend Comité maakte dit de lijst der gekozenen, dat zijn de drie die voor elke groep het grootst aantal stemmen op zich hadden vereenigd, op, en onderwierp die lijst van 3G Jury-leden aan de goedkeuring van den Mi nister van Binnenlandsche Zaken ter definitieve benoeming. Op 19 September had de jury haar taak volbracht en ver scheen de lijst van bekroningen in No. 88 van het offi cieel orgaan der tentoonstelling, het tijdblad kunstnijver heid (uitgave Gebr. Belinfante). Toegekend werden 10 gouden (verg zilveren) medailles, 20 zilveren en 39 bron zen medailles, benevens 35 eervolle vermeldingen. Van de afdeeling „Oude Kunstnijverheid” dient vooral vermelding de reeks oude kamers, ingericht door den heer Jan van der Keilen, conservator aan het Museum van Oud heden te Rotterdam. Van een holle naakte ruimte wist hij met zeldzaam talent een reeks van vertrekken interichten, het een nog schilderachtiger dan het andere en die allen den schijn hadden van een eeuwenlang bestaan. Een uitvoerige beschrijving hiervan treft men aan in het supplement van den hierboven genoemden catalogus. Aan de tentoonstelling was verbonden eene verloting. Op den dag der sluiting waren verkocht 18500 loten, waardoor van de uitgezonden kunstvoorwerpen 371 stuks als prijzen konden worden aangekocht. Op 31 October had ten over staan van den Heer J. C. Robertson, ambtenaar ter Ge meentesecretarie, de trekking plaats, waarvan de uitslag in No. 100 van het officieel orgaan werd openbaar gemaakt. Zooals hierboven reeds gemeld is, had de plechtige ope ning der tentoonstelling plaats op Zaterdag 2 Juni des na middags ten 12 ure. Na de uitvoering eener feestmarsch en der jubelouverture van Weber, door de Koninklijke Militaire kapel van het regiment Grenadiers en Jagers en het aan heffen van „Holland’s Glorie”, van Richard Hol door onze Koninklijke Zangvereeniging Cecilia, hield de voorzitter, Dr. L. Mulder, een toespraak, waarin hij de ontwikke lingsgeschiedenis dezer tentoonstelling schetste, melding maakte van de moeite en bezwaren die het Comité te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1888 | | pagina 618