23. Voor zoover de kinderen, die naar de school aan het Alexan- dersplein overgeplaatst werden, reeds broeders en zusters op de school aan de Koningin Emmakade hadden, werd van hen, ingevolge art. 2 der Verordening van 2 Maart 1882, op die school een verminderd schoolgeld geheven, terwijl nu zij naar de school aan het Alexanderplein werden overgeplaatst, voor hen het volle schoolgeld betaald had moeten worden. Daarom, werd bij raadsbesluit van 17 September 1889, de hierbedoelde bepaling, die alleen vermindering van school geld toeliet, bij gelijktijdig bezoek van dezelfde school, in dier voege gewijzigd, dat nu ook verminderd schoolgeld wordt betaald, wanneer uit hetzelfde gezin meer dan één leerling onderwijs gelijktijdig aan scholen van dezelfde soort ont vangt. Door deze wijziging wordt alzoo van de ouders nu niet méér gevorderd dan vóór de overplaatsing. Dit is billijk, omdat die verplaatsing geschiedde onafhankelijk van den wil der ouders. In het jaar 1888 werd tengevolge van de opneming van meer leerlingen op de burgerschool aan de Schelp kade eene parallel derde klasse gevormd in het daarnaast gelegen politieposthuis. De groote toevloed van leerlingen voor de burgerschool aan het Alexanderplein heeft de ver wachting, dat het overcompleet der school aan de Schelpkade daarheen zou kunnen worden overgeplaatst, teleurgesteld; hiervoor was op de school aan het Alexanderplein geen plaats. Burgemeester en Wethouders hebben daarom be sloten genoemde klasse in het politieposthuis tijdelijk te laten; in den loop van dit jaar zal een lokaal der school, omdat de 7de klasse uit twee parallelklassen bestaat, die beide de school zullen verlaten, vrijkomen zoodat dan het politieposthuis weder ontruimd zal kunnen worden. De tusschenschool aan de Sirtemastraat telde twee parallel aanvangklassen. Dit is het gevolg van eene buitengewone opschuiving der hoogere klassen, waardoor met 1 October twee nieuwe klassen konden worden opgenomen. Die ver- schikking in de hoogere klassen leverde wel eenige moeielijk- heden op, daar leerlingen van min of meer uiteenloopende ont wikkeling bijeen gevoegd moesten worden, maar voor de laagste klassen was het wenschelijk, omdat men anders öf niet meer dan een dertigtal leerlingen had kunnen opnemen en dus een groot aantal restanten behield, öf eene te talrijke aanvangsklasse van 60 leerlingen had moeten formeeren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1889 | | pagina 320