1
i
Bijlage 4^
's-Gravenhage, 26 Februari 1890.
aan art. 26 der Verordening van 13 October
no 506) heeft het Burgerlijk Armbestuur
den Gemeenteraad het navolgend verslag over 1889
te bieden.
Ter voldoening
1880 (Verzameling
de eer
aan
De Commissie aan wie deze tak van bestuur is opge
dragen, onderging geene wijziging, daar de respectieve leden
in de Raadsvergadering van 3 September 1889 allen de
eer genoten eener herbenoeming, terwijl de heer Wethouder
Mr’ F. A. P. Baron Wittekt van Hoogland, zich bereid
verklaarde, om zich opnieuw met het Voorzitterschap te
belasten.
Het personeel der ambtenaren onderging daarentegen in
den loop des jaars veranderingvooreerst tengevolge van
het aan den heer H. Rinnooy op diens verzoek, wegens
gevorderden leeftijd, door Burgemeester en Wethouders met
ingang van 1 Juli 1889 verleend eervol ontslag, als armen
opzichter, in welke betrekking hij gedurende 27'/2 jaar was
werkzaam geweest en zich steeds als een ijverig en nauw
gezet ambtenaar heeft doen kennen.
In diens plaats werd uit eene door het Burgerlijk Arm
bestuur ingezonden aanbeveling door Burgemeester en Wet
houders, met ingang van bovenvermelde dagteekening benoemd
de heer A. Oldenburg.
Voorts kwam op 12 Augustus 1889 te overlijden de heer
J. C. Vrind, die gedurende zijn 20jarigen diensttijd mede ge
tuigenis gaf van behartiging der belangen van het Burgerlijk
Armbestuur en van de aan zijne zorg toevertrouwde armen.
Ter vervulling dezer vacature werd, mede naar aanleiding
eener door het Burgerlijk Armbestuur ingezonden aanbe
veling, door Burgemeester en Wethouders tot armenopzichter
met ingang van 1 September 1889 benoemd de heer J.
H. Keeven.
Met opzicht tot den toestand van het Armwezen der
Gemeente, meent het Burgerlijk Armbestuur dien over het
algemeen niet ongunstig te mogen noemen. Wel is het