39
Samenstelling en handelingen der kamer.
VIII.
De Kamer onderging wat Let personeel harer leden be
treft in 1889 eenige verandering.
In de plaats van de heeren L. J. S. Van Kempen en P.
L. C. De Charro, die in het laatst van het jaar 1888 zich
genoopt hadden gezien hun mandaat, als lid der Kamer
neder te leggen, werden gekozen de heeren B. Derksen en
D. I. van Bijsterveld Jr., die beiden hunne benoeming aan
namen en in de zitting van 22 Januari werden geïnstalleerd.
Tot haren voorzitter en ondervoorzitter werden door de
Kamer herbenoemd de heeren C. Hutten en H. Mulder.
De Kamer hield 12 gewone en 1 buitengewone vergadering.
Van de voornaamste onderwerpen daarin behandeld, volgt
hieronder een beknopt overzicht.
De Kamer wendde zich
I. tot den Minister van Justitie naar aanleiding van het
haar toegezonden Ontwerp van Wet op het faillissement en
de surséance van betaling. De Kamer gaf hare ingenomen
heid met de voorgestelde regeling te kennen, daar ook vol
gens haar gevoelen de 50 jaren oude faillietwetgeving vele
leemten aankleven. Enkele punten van het Regeeriugsvoor-
stel releveerende, deed zij o. a. uitkomen dat de vereffening
van kleine boedels te groote kosten na zich sleept, een be
zwaar dat zich te sterker zal doen gevoelen, nu boedels van
particulieren op gelijke wijze als die van kooplieden zullen
kunnen geliquideerd worden. Verder wees de Kamer er op
dat de eed, bedoeld bij art. 823 v/h. Wetboek van Koop
handel in het ontwerp niet is overgenomen en dat het
voorschrift dat vorderingen, eerst bij de verificatie ingezon
den, niet ontvankelijk zijn, vooral bij faillissementen van
particulieren tot bezwaren aanleiding zon kunnen geven
Als geheel echter achtte de Kamer het voorstel een be
langrijke stap tot verbetering.
II. tot denzelfden Minister in zake het Wetsontwerp tot
het tegengaan van den overmatigen arbeid van vrouwen en
jeugdigen personen. Het gevoelen der Kamer was dat hier
ter stede over het algemeen in fabrieken en werkplaatsen
geen overmatige arbeid wordt verricht en dat het wen-
schelijker ware geweest met het nemen van ingrijpende wet
telijke maatregelen te wachten totdat de enquête omtrent