40 het huis, thans gemerkt een vrouwenkopje van van Terra Cotta met het van Oranje, beiden afkomstig van den schenker toebehoorend huis in de St. van ’s-Gravenhage, een van het huis hoek Spui- van hunne lijken afkomstig zijn. Deze looden doos ontbrak aan en past volkomen in een zilveren doos reeds vroeger in het bezit van het Museum, en daaraan vermaakt door wijlen Dr. M. C. J. van den Kerck- hoven van Groenendijck onder meer andere voorwerpen en schilderijen. Deze zilveren doos is langwerpig acht kant van vorm, op het deksel is gegraveerd de Gevan genpoort en een voorstelling van den moord gepleegd op de gebroeders de Witt, terwijl op de binnenzijde daarvan, op ivoor zijn geschilderd de portretten van Joan van Oldenbarneveld, Huig de Groot, Jan en Cornells de Witt en eindelijk bevindt zich rondom de doos een medaillon zijnde een gezicht op het Groene Zoodje. 15°. van den heer N. E. Davidson, Zandsteen en een gevelsteen wapen der Prinsen een aan Jacobstraat. 16°. van den heer W. van Dijck, een gevelsteen, waarop is uitgehouwen .Int X Witte X Paert X 1607” indertijd geplaatst geweest in den voorgevel van Nieuwe Molstraat N°. 3; Van het gemeentebestuur gevelsteen „de Morgenstar” straat en Wagenstraat; 18°. van Mevrouw Robert-Paulus te Arnhem een buste in koper van Koning Willem II 1842 en van haren echtgenoot den heer W. A. J. Robert, vier kleine portretten van Willem V en Zijn familie en een kope ren Waterloopenning; 19°. van den heer Dr. C. W. Vinkhuijzen. een bronzen medaille op het overlijden van Koningin Anna Paulowna. Even als vorige jaren werd ook nu weder de ver zameling schilderijen nagezien, en onderhouden door afwasschen en vernissen. Aan verdoeken scheen geen behoefte te bestaan. Tot toelichting van den slinger van Huijgens, afkomstig van het uurwerk in den toren te Scheveningen, werd aan den heer F. W. A. Kaiser opgedragen het vervaardigen van vier modellen van uurwerken, aantoonende de verschillende stelsels daarbij van de XVe tot de XlXe -eeuw toegepast,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1889 | | pagina 598