Bijlage X O het onder- VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister ran Binnenlandsche Zaken, over den staat der Koninklijke Muziekschool in 1890. en het sol- Ter voldoening aan art. 9 van het Reglement hebben wij de eer Uwer Excellentie het volgende te berichten. A. Toestand van het Gebouw. De toestand van het gebouw en de staat van houd liet ook dit jaar niets te wenschen over. B. Onderwijzers en dienstpersoneel. De tijdelijke onderwijzer der koorgezangklassen H. Völlmar werd, op onze voordracht, door Uwe Excellentie tot vast onderwijzer aan de school benoemd en is met 1 Januari 1890 als zoodanig opgetreden. Wegens vergevorderden leeftijd en den slechten staat zijner gezondheid werd door den heer J. F. Zurhaar, leeraar der bazuin- en paukenklasseneen eervol ontslag aange vraagd dit werd hem bij U wer Excellentie’s beschikking van 9 Juli 1890, n°. 154,3, afd. K. W.te rekenen van den 27en dierzelfde maandverleend. Voor de vervulling van diens plaats werd door ons tijde lijk aangewezen de leeraar der contrabas-klasse J. C. J. van der Meer met het bespelen zoowel van de bazuin als van de pauken vertrouwd, in afwachting dat later definitief in die plaats zal worden voorzien. Het onderwijzend personeel bestaat mitsdien thans met inbegrip van den directeur uit achttien leeraren, namelijk de heer W. F. G. Nicolaï, directeur, belast met het onderwijs in de compositiehet orgelspelhet samenspel orkestspel en de muziekgeschiedenis de heer H. Völlmar, belast met het onderwijs in het koorgezang de heer A. Spoel, met dat in den solozang feggieren de heeren C. L. W. Wirtz, G. F. Wagener, A. J. Acker-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1890 | | pagina 205