23 de De nieuwe verordeningen regelende het bedrag en invordering van het schoolgeld werden den 11 November 1890 vastgesteld. Zij treden in werking met 1 Februari 1891. Volgens deze nieuwe verordening wordt geheven een schoolgeld van I 24, op de burgerscholen voor jongens en meisjes (be houdens de na te noemen uitzonderingen) met vermindering van ƒ4, voor den 2den, en van ƒ8 voor den 3den en eiken volgenden leerling uit hetzelfde gezin. 40, op de burgerschool voor jongens en meisjes aan het Alexanderpleinmet vermindering van 5 voor den 2den en van 10 voor den 3den en eiken volgenden leerling uit het zelfde gezin. f 60, op de burgerscholen voor jongens en meisjes afzon derlijk en van ƒ80 in de hoogste drie klassen der burger school voor meisjesmet vermindering van 10 voor den 3den en van 20 voor den 4den en eiken volgenden leerling. 36, op de burgerscholen voor jongens en meisjesin die straat bezoeken 2°. de 8e en 9e klasse van laatstgenoemde school aan eene der dan bestaande burgerscholen (le soort) zullen worden toegevoegd 3°. het gebouw der burgerschool aan de Korte Lombard- straat bestemd zal worden voor burgerschool der 2e soort, afzonderlijk voor jongens, alwaar voorloopig en bij wijze van proef geen Hoogduitsch noch Engelsch onderwezen wordt, met een schoolgeld van onderscheidenlijk 60 voor het eerste en het tweede, ƒ50 voor het derde, ƒ40 voor alle volgende kinderen uit één gezin 4°. het schoolgeld op de burgerschool aan het Alexander plein te bepalen op f 40 voor den eersten, f 35 voor den tweeden en 30 voor ieder volgenden leerling uit hetzelfde gezin 5”. het schoolgeld op de overige burgerscholen (le soort), met uitzondering van de burgerschool (le soort) te Scheve- ningen, te stellen op 24 voor den eersten, 20 voor den tweeden en 16 voor iederen volgenden leerling uit hetzelfde gezin aangenomen met een amendement om sub 3'' de woorden voorloopig en bij wijze van proef” te laten vervallen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1890 | | pagina 320