23
en Vijzelstraat
alle restanten
III. Leerlingen.
Uit tabel bijlage II blijkt, dat het aantal leerlingen op
1 Dec. 1890 bedroeg 2582 (of 2645) tegen 2653 op 1 Dec.
’89, het aantal restanten op 1 Dec. 1890, 740, tegen 674
op 1 Dec. 1889, het aantal kinderen boven 6 jaar was op
1 Dec. 1890, 760.
Met de opening der scholen aan Keizer-
kunnen alle 6-jarigcn daarheen overgaan en
op de bewaarscholen te Scheveningen geplaatst worden.
Konden alle kinderen boven 6 jaar van de Haagsche be
waarscholen plaats vinden op de lagere scholen, dan zou
het aantal restanten voor eerstgenoemde inrichtingen wel
zeer verminderen, maar voor Koningstraat en Noordwal
toch nog aanzienlijk blijven. De commissie neemt daarom
de vrijheid evenals in haar vorig jaarverslag te wijzen op
de behoefte, die aan eene 8e bewaarschool blijft bestaan.
In de buurt tusschen Koningstraat en Noordwal zijn
stellig een groot getal kinderen, die behooren op de scholen
aan de Hekkelaan en Voldersgracht, maar wegens den grooten
afstand niet kunnen gaan eene bewaarschool in die wijk
zou aan eene bestaande behoefte voldoen.
In de verslagen der hoofden wordt over het geheel ge
roemd op getrouw schoolbezoek der leerlingen, influenza en
mazelen veroorzaakteu nog al verzuim. Al de hoofden wijzen
er bovendien op, dat tijdens de vacantiën der lagere scholen
het verzuim grooter is dan anders. Het feit is wel eenigs-
zins verklaarbaarof het aangegeven middel zou baten,
betwijfelt de Commissie. De lagere scholen toch hebben in den
zomer op zeer verschillende tijden vacantie, immers tusschen
1 Juli en 1 September. De wijk van de bewaarschool aan
den Noordwal b.v. is dezelfde als die van 5 lagere scholen,
en nu is het wel bijna zeker, dat de vacantiën dier 5 scholen
over 5 a 6 weken verdeeld zijn.
van het personeel gelet worden op de rapporten der hoofden
en die der leeraren aan den cursus tot opleiding van be-
waarschoolhouderessen. De Commisie houdt geregeld aan-
teekening van hetgeen ze bij hare bezoeken opmerkt,
zij verzamelt daardoor langzamerhand een aantal gegevens,
die bij bevordering van dienst kunnen zijn en nog meer
zekerheid geven, dat de meest verdienstelijke personen ook
het meest bevorderd worden.