27. Bijlage EEN EN DERTIGSTE VERSLAG van den staat der Akademie van Beeldende Kunsten te ’s-Gravenhage over 18891890. Het afgesloten Academie-jaar, waarvan de Raad van Be stuur de eer heeft, u hierby een kort overzicht aan te bieden, was voor deze instelling in vele opzichten gunstig. Mocht men ook grootere deelneming aan den nieuw opgerichten i Kunstnijverheidscursus verwacht hebben dan tot heden het geval blijkt te zijn, het tijdsverloop van één jaar is te kort, I om nu reeds een beslissend oordeel daarover uit te spreken. De te geringe algemeene ontwikkeling van het meerendeel I der leerlingen die dezen cursus volgen, blijkt bij het on derwijs dikwerf een groot bezwaar te zijn. Eene bescheiden Tentoonstelling van ontwerpen en teeke- ningen, door leerlingen van genoemden Kunstnijverheidscursus vervaardigd, in de maand September gehouden, gaf een beeld van de verscheidenheid van studie, welke in die afdeeling betracht wordt. Aan den wensch naar meer beschikbare ruimte, waaraan bij het toenemend aantal leerlingen van den dagcursus steeds grootere behoefte bestaat, werd in den afgeloopen zomer door het Gemeentebestuur uitnemend voldaan. En niet alleen werden hierdoor de belangen der Academie, maar ook tevens die van het Museum van Kunstnijverheid in de hoogste mate gebaat. Na de bescheiden ruimte, welke in het Academie gebouw voor het Museum van Kunstnijverheid was afgestaan, werden er door de Commissie van Beheer over genoemd museum reeds zeer spoedig grootere eischen van terrein voor de toekomst gesteld. Na een nauwgezet onderzoek in hoeverre het mogelijk zoude zijn, hieraan te gemoet te komen, kwam de Raad tot de overtuiging, dat het huis van der Heim met geringe wijziging en betrekkelijk luttele uitgaven zoodanig ware in te richten, dat niet alleen ten behoeve van het Museum van Kunstnijverheid het grootst aantal vertrekken ter beschikking kon worden gesteld, maar dat tegelijkertijd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1890 | | pagina 503