27.
in
een grooter aantal leerlingen in dat gebouw onderwijs zoude
kunnen ontvangen.
De Raad van Bestuur had het geluk, zijn uitgewerkt
voorstel betreffende deze verandering ingang te doen vinden
bij het Gemeentebestuur, zoodat in de laatste dagen van
September de tot teekenzalen ingerichte zolderverdieping van
genoemd gebouw in gebruik is genomen en uitstekend vol
doet. Ruim een vijftigtal vrouwelijke leerlingen ontvangt
daar nu in flinke, uitmuntend verlichte lokalen onderwijs.
Zoodra het a. s. Museum van Kunstnijverheid in het huis
van der Heim zijne blijde intrede doet, vindt het daar in de
gemeenschappelijke vestibule zijh eigen toegang, zijn eigen
trap, voorts op de benedenverdieping twee en op de eerste
verdieping vier vertrekken, en blijft overigens geheel buiten
aanraking met het verdere gebouw, al is ook voor het on
derwijs het verband met het Academie-gebouw zelf behouden.
Weldra zal dan nu ook het Museum van Kunstnijverheid
aan de ingezetenen der hofstad kunnen toonen, welke be
langwekkende voorwerpen en modellen het reeds bijeenge
bracht heeft.
Komt deze uitnemend praktische verbouwing èn onderwijs
èn Museum ten goede, de driejaarlijksche Tentoonstelling
van Kunstwerken, welke in den afgeloopen zomer bijna drie
maanden in de Academie-lokalen plaats vond, was daaren
tegen voor het onderwijs eene wezenlijke kwelling. Indien
het Gemeentebestuur in het vervolg mocht kunnen besluiten,
om die Tentoonstellingen te houden in de maanden Juli en
Augustus, het zomerseizoen waarin de meeste vreemdelingen
in den Haag verblijven en tevens de vacantie-tijd der Aca
demie, dan zouden, naar de bescheiden meening van den
Raad van Bestuur, zoowel de belangen der Academie als die
der beeldende kunstenaars beter gediend worden.
De influenza, welke in den afgeloopen winter zoovele
slachtoffers telde, spaarde ook in onze instelling leerlingen
noch leeraren. Sommige afdeelingen waren daardoor in de
maanden December en Januari zoodanig ontvolkt, dat slechts
een derde van het aantal leeraren en leerlingen aanwezig
was en men het aan de welwillendheid van enkele oud-
leerlingen en de bovenmatige inspanning van eenige leeraren
te danken had, dat er geene stremming in het onderwijs
plaats greep.
Een en ander
was oorzaak, dat de vorderingen minder