ling men het Museum ten nauwste wenschte vereenigd te
zien. Reeds in deze vergadering werd het denkbeeld besproken
om te trachten het Museum in den tuin van het Academie
gebouw te doen oprichten.
Het in deze vergadering benoemde voorloopig bestuur,
bestaande uit de heeren Mr. J. G. Patijn, Voorzitter, Jhr.
Mr. V. de Stuers, Ondervoorzitter, G. P. Grandia, Penning
meester en P. A. Haaxman Jr., Secretaris, meende de zaak
voorshands te moeten laten rusten met het oog op de hier
ter stede in wording zijnde Nationale tentoonstelling van
Kunstnijverheid, waarvan men den uitslag wenschte af te
wachten. Zoodra zekerheid verkregen was omtrent het wel
slagen dier onderneming, kwam de Commissie van voorbe
reiding in den aanvang van 1888 andermaal bijeen, o. a. om
te vernemen dat eene missive was ingekomen van den Raad
van Bestuur der Academie, waarin lokalen werden toegezegd
voor het tijdelijk plaatsen van voorwerpen ten behoeve van
het op te richten Museum. Het Bestuur had inmiddels zijn
Voorzitter verloren, daar de heer Patijn, afgetreden als bur
gemeester, gemeend had ook het presidium der Commissie
I van voorbereiding te moeten nederleggen. De leiding berustte
in die dagen bij den Ondervoorzitter, Jhr. Mr. V. de Stuers,
die ook gemelde vergadering van 2 Februari 1888 voorzat.
Daarin werd overeengekomen, dat de Commissie van voor
bereiding niet eene zelfstandige Vereeniging zou vormen,
maar ter bereiking van het doel het stichten van een
Museum, ook en vooral ten behoeve van het onderwijs aan
de Academie den Raad van Bestuur dier inrichting zou
uitnoodigen het initiatief in deze te nemen, met bereidver
klaring van de Commissie om, daartoe uitgenoodigd, den
Raad van Bestuur in het beheer van het Museum bij te
staan. Het Museum zou dan beschouwd worden als eene
onderafdeeling der Academie met eene Commissie van bijstand
in het beheer.
In eene gecombineerde vergadering van den Raad van Be
stuur en van de Voorloopige Commissie, den 8en Juni d. a. v.
I gehouden, werd de tot den Raad gerichte uitnoodiging be-
I sproken en in beginsel besloten tot stichting van een Mu
seum ten dienste zoo van de Academie als van het publiek,
m de tweede plaats dat tot die stichting door den Raad
het initiatief zou worden genomen. Dit initiatief openbaarde
zich reeds kort daarna (7 Juni) in de benoeming door uwen