Tot de gewone vermelding Bijlage 2 S 's-Gravenhage, 18 Februari 1891. der ambtenaren vond evenmin eenige van 13 October van eenige bijzonderheden teut van Hoogland, weder heeft bereid nemen. In het personeel wijziging plaats. Wat de toestand van het armwezen in het algemeen be treft, meent het Burgerlijk Armbestuur dien niet ongunstig te mogen noemen. Moge het aantal der door het Armbe stuur ondersteunden in verhouding tot vroeger zijn toege nomen, men neme daarbij in aanmerking, dat de bevolking der gemeente, ook door vestiging uit andere plaatsen in de laatste jaren sterk is vermeerderd, en de gelegenheid tot een voldoend middel van bestaan, inzonderheid gedurende het winterseizoen daaraan niet is geëvenredigd. Behalve deze en an dere omstandigheden, die hebben medegewerkt tot eene vermeer dering van het aantal bedeelden door het Burgerlijk Arm bestuur zij nog opgemerkt, dat in de onderstandswijk, waarin Sclieveningen is gelegen, gedurende het winterseizoen de visscherij en de daarmede in verband staande werkzaamheden eemgen tijd gestremd worden, terwijl overigens zoo hier als te Scheveningen, velen wegens gevorderden leeftijd of be komen lichaamsgebreken zich verplicht zagen bij afwij zing door het betrokken kerkelijk hulp te verzoeken bij het Burgerlijk Armbestuur. Overeenkomstig art. 26 der Verordening 1880, (Verz. no. 506) heeft het Burgerlijk Armbestuur de eer den Gemeenteraad het navolgende verslag over 1890 aan te. bieden Vooraf zij herinnerd, dat de Commissie aan wie deze tak van beheer is opgedragen in de Raadsvergadering van 2 September 1890 op nieuw de eer eener herbenoeming ge noot, terwijl de heer Wethouder Mr. F. A. P. Baron Wit- volgens schrijven van B. en W. zich verklaard het voorzitterschap waar te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1890 | | pagina 523