NOTA betreffende het Koninklijk Instituut
van Ingenieurs.
aan het Insti-
de heerenP.
Het Instituut leed, nevens een aantal andere Maatschap
pijen en Genootschappen, een gevoelig verlies door het af
sterven van Zijne Majesteit Koning Willem III.
Van kort na de oprichting af Beschermheer en Honorair
President van die instelling, gaf hij voortdurend bewijzen
van belangstelling in haren bloei en in den werkkring van
den ingenieur in het algemeen.
In de Instituutsvergadering van 10 Februari 1891 werd
door den President, den heer J. F. W. Conrad, in eene uit
voerige toespraak aan de leden, hulde gebracht aan den
vorst, dien wij betreuren.
Onder de leden, die voorts door den dood
tuut ontvielen, zij hier melding gemaakt van
J. G. Beijerinck, J. G. van den Bergh, C. R. J. Kallenberg
van den Bosch, J. Kluit, A. Simons en C. H. Verhuist, die
zich allen gedurende een korter of langer loopbaan op in-
genieurs-gebied een eervollen naam hebben verworven.
Het Instituut mag zich in voortdurenden bloei verheugen,
zoowel blijkbaar door de belangstelling, welke het zoo
binnen- als buitenlands ondervindt, als door de voortdurende
werkzaamheid van de leden.
De boekerij neemt, zoo door geschenken als aankoop steeds
m belangrijkheid toe en daarvan wordt door de leden voor
hunne studiën zeer veel gebruik gemaakt.
Het Instituut telde op 13 Februari 1891 een aantal van
10 honoraire-, 750 gewone- en 81 buitengewone leden, te
samen 841 leden.
Van deze behoorden op voormeld tijdstip 162 leden tot
de Afdeeling „Nederlandsch Indië, gevestigd te Batavia.
De Raad van Bestuur is voor het tegenwoordige samen-
Bijlage 20