39 2. Handel, Omtrent de alhier gevestigde markten valt het volgende te vermelden. neer en goed den eenig moge’ijken weg zien om een gunstig eindresultaat te bereiken. De verschillende bezwarentegen het spuien gedurende het badseizoen ingebrachtwerden grootendeels door de Kamer beaamd. Zij vreesde namelijk dat de belangen van de neringdoenden in de hofstad gevoelig zouden lijden door een eventueële vermindering van het aantal badgasten, door velen als gevolg der zomerspuiing voorspeld. Nadat, tenge volge van bijzondere omstandighedenmet intrekking van het genomen besluit, in den loop van het badseizoen toch tot spuiing werd overgegaanheeft de ervaring gegevens geleverd tot beoordeeling van den invloed er van op het zeewateren algemeen is men het er over eens dat zij gelijk haddendie spuiing niet nadeelig voor de badplaats rekenden. De Kamer legt zich bij die bevinding uit daarbij den wenschdat deze kwestie thans voor tot het verledene zal behooren. Over de wetsontwerpen betreffende de belangrijke her vormingen in het spoorwegwezenwelke de Regeering aan het Oordeel der Staten-Generaal onderwierp en door dezen werden bekrachtigd, hadden te Utrecht conferentiën plaats tusschen de Kamers van Koophandel te Amsterdam, Rotter dam, Gouda. Leiden, Utrecht en den Haag. De denkbeelden van de afgevaardigde leden dezer Kamer, de heeren Mulder en Knuijver, die op de bijeenkomsten der gecommitteerden den steun der meerderheid moesten missenvonden echter later bij den Minister meerder bijval en mochten in de wet, met eenige wijziging, uitdrukking erlangen. De Kamer maakte bij den overgang der Rhijnspoor in handen van den Staat gebruik van de gelegenheid om bij den directeur der Maatschappij tot exploitatie van Staats spoorwegen aan te dringen op de opheffing der vergunning, aan de stations chefs verstrekt, tot het drijven van handel in steenkolen. Deze zaak maakte het onderwerp uit eener uitvoerige discussie in de Kamer, waarbij bijna alle leden tot de slotsom kwamen, dat deze mededinging, door spoor wegbeambten den neringdoenden aangedaanmoest worden afgekeurd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1890 | | pagina 589